Direct naar content gaan

Samenvatting

Hof Den Haag heeft bij het toekennen van een proceskostenvergoeding aan X (belanghebbende) wegingsfactor 0,5 gehanteerd. In cassatie betoogt X dat het Hof wegingsfactor 1 (gemiddeld) had moeten toepassen aangezien het slagen van het hoger beroep niet alleen berustte op een verkeerde vaststelling van de hoogte van de proceskostenvergoeding, maar ook op een verkeerde vaststelling van de hoogte van de vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep echter ongegrond. Het bepalen van het gewicht van de zaak met het oog op het toepassen van artikel 8:75 Awb in samenhang gelezen met artikel 2, lid 1, onderdeel a, Bpb is voorbehouden aan de rechter die op het beroep beslist, in dit geval het Hof, en een oordeel daarover is, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie slechts beperkt toetsbaar (vgl. HR 23 september 2011, 10/04238, ECLI:NL:HR:2011:BT2293, r.o. 3.3.6 en HR 9 september 2022, 21/05173, ECLI:NL:HR:2022:1162, NLF 2022/1813, met noot van Geradts, r.o. 3.3).

Het oordeel van het Hof over het gewicht van de zaak geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is ook niet onbegrijpelijk.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2023
Instantie
HR
Datum instantie
12 april 2024
Rolnummer
23/01679
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:572
Auteur(s)
dr. H.M. Roose
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2024/0957
Aflevering
23 april 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6355
bwbr0005537&artikel=8:75,bwbr0005537&artikel=8:75

Naar de bovenkant van de pagina