Direct naar content gaan

Samenvatting

Vanwege vermoede deelname aan carrouselfraude zijn aan een BV twee naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd, waarvan één zonder voorafgaande aankondiging onmiddellijk invorderbaar is.
De andere naheffingsaanslag is opgelegd na afronding van het boekenonderzoek, waarbij de BV voorafgaand aan de aanslagoplegging enige tijd heeft gekregen om te reageren. Voor deze laatste aanslag heeft zij zekerheid moeten stellen.
In cassatie is in geschil de toepasbaarheid van het Unierechtelijke beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging.
Hof Den Haag heeft in de eerste plaats geoordeeld dat in een situatie als de onderhavige waarin een belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige omzetbelastingfraude, geen plaats is voor een beroep op het beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging.
Het Hof is hierbij volgens de Hoge Raad echter van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan.
Ook een van fraude verdachte belanghebbende kan zich voor de nationale rechter op eerbiediging van de rechten van verdediging beroepen.
Eventuele betrokkenheid bij omzetbelastingfraude doet niet eraan af dat de inspecteur voorafgaand aan het opleggen van een naheffingsaanslag de betrokkene in de gelegenheid moet stellen te reageren op het voornemen tot naheffen, tenzij een algemeen belang zich daartegen verzet.
De zaak wordt verwezen naar Hof Amsterdam.
Na verwijzing moet worden beoordeeld of de inspecteur met de wijze waarop hij de onderhavige naheffingsaanslagen heeft opgelegd, de rechten van de verdediging van de BV heeft geschonden.
Indien dat het geval is moet het verwijzingshof vervolgens beoordelen of het besluitvormingsproces van de inspecteur tot het opleggen van de desbetreffende naheffingsaanslag zonder deze schending een andere afloop zou kunnen hebben gehad.
Zo dit laatste het geval is, dient het verwijzingshof de desbetreffende naheffingsaanslag(en) te vernietigen.
Anders: A-G Van Hilten.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2001-2004
Instantie
HR
Datum instantie
10 juli 2015
Rolnummer
14/04046
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:1809
bwbid=bwbr0&artikel=10,bwbr0002320&artikel=20&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina