Direct naar content gaan

Samenvatting

De Heffingsambtenaar van de gemeente Delft heeft bij een controle geconstateerd dat ten aanzien van een auto van de kentekenhouder (niet zijnde X (belanghebbende; bestuurder) de verschuldigde parkeerbelasting niet is betaald. Daarom is aan de kentekenhouder een naheffingsaanslag van € 89 opgelegd. In de onderhavige procedure komt X kennelijk, in haar visie, als feitelijke parkeerster van de auto tegen deze naheffingsaanslag op. In het tegen de naheffingsaanslag gerichte bezwaarschrift maakt de gemachtigde van X overigens geen melding van die hoedanigheid. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar om reden van het niet overleggen van een juiste machtiging het bezwaar ‘kennelijk niet-ontvankelijk’ verklaard.

Rechtbank Den Haag en Hof Den Haag hebben het beroep en het hoger beroep van X ongegrond verklaard, waarop X cassatieberoep heeft ingesteld.

Volgens A-G IJzerman is het cassatieberoep ongegrond. De klachten in cassatie zien vooral op de eenzijdige, formele benadering door de Heffingsambtenaar. De Heffingsambtenaar lijkt namelijk vooral te zijn gefixeerd op de vraag of er wel een juiste machtiging is afgegeven door de kentekenhouder en gaat in de bezwaarfase niet in op de mogelijkheid dat ook een feitelijke parkeerder het recht heeft om een bezwaarschrift in te dienen. Dat had volgens de A-G zorgvuldiger gekund, maar van een (afdwingbare) onderzoeksplicht op de Heffingsambtenaar is hier, naar de A-G meent, geen sprake.

Kentekenhouder versus feitelijke parkeerder

Parkeerbelasting wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd. Indien geen parkeerbelasting is voldaan, wordt de kentekenhouder van het geparkeerde voertuig bij fictie geacht de parkeerder van het voertuig te zijn. Een naheffingsaanslag parkeerbelasting wordt dan ook opgelegd aan de kentekenhouder. Als de feitelijke parkeerder en de kentekenhouder niet een en dezelfde persoon zijn, zou eerstgenoemde niet op kunnen komen tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting die het gevolg is van zijn parkeeractie waarbij geen parkeerbelasting is betaald.

De Hoge Raad heeft, in een zaak van een leaserijder, onderkend dat de feitelijke parkeerder op basis van de wet geen rechtsingang heeft. De Hoge Raad heeft in deze leemte voorzien en geoordeeld dat ook de feitelijke parkeerder het recht heeft om bezwaar te maken tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2016
Instantie
A-G
Datum instantie
15 november 2018
Rolnummer
18/00472
ECLI
ECLI:NL:PHR:2018:1290
Auteur(s)
mr. T.H.A. Noë
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2019/0366
Aflevering
14 februari 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2269
bwbr0005416&artikel=225,bwbr0005416&artikel=225,bwbr0005537&artikel=2:1,bwbr0005537&artikel=2:1

Naar de bovenkant van de pagina