Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) is mede-eigenaar en medegebruiker van een onroerende zaak, bestaande uit een woning, drie varkensstallen met bijbehorende mestkelders, een werktuigenberging, een buitenbak/buitenmanege, erfverharding en grond. Aan X is voor het jaar 2017 onder meer een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd als gebruiker (OZB-gebruiker, artikel 220, onderdeel b, Gemw).

Bij het opleggen van de aanslag OZB-gebruiker is uitgegaan van de waarde per 1 januari 2016 (€ 531.000). De aanslag OZB-gebruiker is vastgesteld naar een heffingsmaatstaf van € 224.000.

Voor Rechtbank Oost-Brabant en Hof Den Bosch was onder meer in geschil of de aanslag OZB-gebruiker te hoog was. De Rechtbank heeft de aanslag gehandhaafd, maar het Hof niet. Het Hof heeft de aanslag verminderd naar een heffingsmaatstaf van € 207.000.

Tegen dit oordeel heeft het dagelijks bestuur van de belastingsamenwerking Oost-Brabant cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond.

Uit artikel 220 en 220c Gemw volgt dat bij de heffing van de OZB-gebruiker de in de WOZ-beschikking vastgestelde waarde leidend is. Dat brengt mee dat de gebruikersbelasting moet worden geheven naar het aan de niet-woondelen toerekenbare deel van de WOZ-waarde van de onroerende zaak. Daardoor kan de in artikel 220e Gemw voorziene woondelenvrijstelling niet hoger zijn dan de waarde van de woondelen die is begrepen in die WOZ-waarde. Dit heeft het Hof miskend. De uitspraak van het Hof wordt vernietigd en de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.

Anders Conclusie A-G IJzerman (NLF 2021/1734, met noot van Van der Muur).

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2017
Instantie
HR
Datum instantie
26 november 2021
Rolnummer
20/02917
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1667
NLF-nummer
NLF 2021/2265
Aflevering
2 december 2021
Judoreg
NFB4683
bwbr0005416&artikel=220,bwbr0005416&artikel=220,bwbr0005416&artikel=220c,bwbr0005416&artikel=220c

Naar de bovenkant van de pagina