Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak is in hoger beroep in geschil of het in de aanslag 2016 betrokken loon van piloot X (belanghebbende) naar het juiste bedrag is vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil of X op basis van artikel 3.84, lid 2, Wet IB 2001 een geslaagd beroep kan doen op de gerichte vrijstellingen van artikel 31a, lid 2, Wet LB 1964.

Tussen partijen is niet in geschil dat de werkgever van X geen inhoudingsplichtige is als bedoeld in artikel 6 Wet LB 1964 omdat die in het buitenland is gevestigd.

X kan volgens Hof Den Haag een geslaagd beroep doen op de gerichte vrijstellingen als zijn werkgever de vergoedingen niet als eindheffingsbestanddelen heeft aangewezen. Anders dan de Inspecteur betoogt, geldt daarbij niet de gebruikelijkheidstoets.

Volgens het Hof heeft X niet aannemelijk gemaakt dat er meer vergoedingen zijn aan te merken als gerichte vrijstellingen, dan waar de Inspecteur rekening mee heeft gehouden.

Hoewel X niet aan zijn bewijslast heeft voldaan, maar wel duidelijk is geworden dat X in zekere mate kosten ten behoeve van de dienstbetrekking moet hebben gemaakt, neemt de Inspecteur als nader standpunt in dat hij, bij wijze van compromis, een totaalbedrag van € 7.700 aanmerkt als gerichte vrijstelling. Dit leidt tot een extra gerichte vrijstelling van € 6.657. Het Hof beslist dienovereenkomstig.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
20 september 2023
Rolnummer
22/00625
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:2051
Auteur(s)
mr. dr. B.M.M. Didden
Belastingdienst / Maastricht University
NLF-nummer
NLF 2023/2798
Aflevering
14 december 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB6127
bwbr0002471&artikel=31a&lid=2,bwbr0002471&artikel=31a&lid=2,bwbr0011353&artikel=3.84&lid=2,bwbr0011353&artikel=3.84&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina