Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Weduwnaar X had in 2013 geen fiscale partner. In 2012 is de zoon van X (geboren in 1997) opgenomen en behandeld in een justitiële jeugdinrichting. In verband hiermee stond de zoon in het jaar 2013 van 1 januari tot en met 28 augustus in de GBA ingeschreven op het adres van de jeugdinrichting. Na afloop van deze maatregel stond de zoon van 29 augustus 2013 tot en met 31 december 2013 in de GBA ingeschreven op het woonadres van X.

Met toestemming van de leiding van de jeugdinrichting verbleef de zoon in toenemende mate bij X, erin resulterend dat de zoon gedurende het jaar 2013 meer dan een halfjaar een huishouding met X heeft gevoerd. De zoon werd gedurende die periode in belangrijke mate door X onderhouden.

In geschil is of X recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting (artikel 8:15, lid 1, Wet IB 2001; thans vervallen). In casu is niet aan de wettelijke voorwaarde voldaan dat de zoon in het jaar 2013 gedurende meer dan zes maanden op hetzelfde woonadres als dat van X stond ingeschreven in de GBA.

Hof Arnhem-Leeuwarden acht de alleenstaande-ouderkorting in dit geval toch van toepassing. De situatie van X is voor toepassing van de wettelijke regeling vergelijkbaar met die van binnenschippers waarvoor in een besluit van 11 november 2011, BLKB2011/1208M, een goedkeurende regeling is opgenomen. In dat geval brengt het gelijkheidsbeginsel met zich dat het begunstigende beleid ook bij X wordt toegepast (vgl. HR 3 februari 2012, 10/02985, ECLI:NL:HR:2012:BV2576).

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2013
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
15 augustus 2017
Rolnummer
16/01369
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:7087
NLF-nummer
NLF 2017/2013
Aflevering
31 augustus 2017
bwbr0011353&artikel=8.15,bwbr0011353&artikel=8.15

Naar de bovenkant van de pagina