Direct naar content gaan

Samenvatting

X (erflater) is overleden in 2015. Erflater heeft op 30 december 2013 SPF opgericht naar het recht van Curaçao. Erflater heeft in SPF een bedrag van € 135.000 ingebracht. SPF is in Curaçao onderworpen aan een belastingheffing naar de winst tegen een tarief van 10%. In geschil is of het vermogen van SPF, meer in het bijzonder het daarin gestorte bedrag van € 135.000, tot de rendementsgrondslag van box 3 behoort (IB/PVV 2014).

Rechtbank Noord-Holland is ervan uitgegaan dat de SPF moet worden aangemerkt als een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in artikel 2.14a Wet IB 2001. De Rechtbank acht evenwel de toerekeningsstop zoals vervat in lid 7 van het wetsartikel van toepassing zodat de bezittingen van SPF voor de toepassing van de Wet IB 2001 niet aan erflater moeten worden toegerekend.

De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld en Hof Amsterdam verklaart dat gegrond. Ondanks de storting van gelden op de bankrekening op naam van SPF, bleef de oprichter van SPF daarover de beschikking behouden als ware het zijn eigen vermogen. Daardoor heeft vanaf de oprichting van SPF het essentiële discretionaire karakter van de rechtsfiguur ontbroken. Aan de toepassing van artikel 2.14a Wet IB 2001 wordt in dat geval niet toegekomen. De Inspecteur heeft daarom terecht die gelden, meer specifiek het bedrag van € 135.000, tot de rendementsgrondslag voor het belastbare inkomen uit sparen en beleggen gerekend.

Het Hof acht het oordeel van de Rechtbank inzake het niet toekennen van een vergoeding voor immateriële schade juist. Gelet hierop is het incidenteel hoger beroep van de erven ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
11 oktober 2021
Rolnummer
19/01652
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:3596
NLF-nummer
NLF 2021/2275
Aflevering
2 december 2021
,,bwbr0011353&artikel=2.14a&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina