Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) en zijn echtgenote (hierna: Y) exploiteren samen met hun zoon in maatschapsverband een melkveehouderij. X en Y hebben het gebruik en genot van landbouwgronden ingebracht en rekenen deze grond tot hun buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen. Alle maten zijn gerechtigd tot 1/3 deel van de winst van de maatschap. 

Aan de maatschap is in 2011 een subsidie van € 473.450 toegekend in verband met de functiewijziging van een stuk landbouwgrond naar natuurgrond. X claimt een afwaardering van de gronden naar lagere bedrijfswaarde in verband met het vestigen van een kwalitatieve verplichting (omzetting van landbouwgrond in natuurterrein).

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de Inspecteur de geclaimde afwaardering terecht gecorrigeerd. Het heeft geoordeeld dat de door X ontvangen subsidie dient te worden aangemerkt als een vergoeding voor de waardedaling van de gronden en onlosmakelijk is verbonden met de gronden, zodat bij de berekening van de winst rekening dient te worden gehouden met deze subsidie. Enerzijds kan de waardevermindering van de gronden worden afgeboekt op de boekwaarde van de gronden, maar anderzijds dient de daar tegenoverstaande vergoeding (de subsidie) gelijktijdig te worden beschouwd als een realisatie van dezelfde boekwaarde.

X heeft een beroep gedaan op gewekt vertrouwen omdat de Inspecteur jegens de zoon een objectieve vrijstelling heeft toegepast voor het gehele bedrag van de aangegeven subsidie. In het geval van X speelt echter de (mogelijke) compensatie van de afboeking van de waardevermindering van de gronden met de subsidie een cruciale rol voorafgaand aan de vraag of de subsidie vrijgesteld is, hetgeen bij de aanslagregeling van de zoon niet aan de orde was en waarover de Inspecteur derhalve ook geen standpunt heeft ingenomen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel is daarom verworpen.

X heeft cassatieberoep ingesteld.

Het eerste middel betoogt dat het Hof het recht heeft geschonden door te oordelen dat de ontvangen subsidie niet is vrijgesteld. Dit middel slaagt, aldus A-G Niessen. De subsidie is volgens de A-G geheel vrijgesteld van inkomstenbelasting. Het tweede middel richt zich tegen het oordeel van het Hof dat de ontvangen subsidie slechts toekomt aan X en Y als eigenaren van de grond. Ook dit middel slaagt, aldus de A-G. Uit de uitspraak blijkt niet of en, zo ja, in hoeverre het Hof rekening heeft gehouden met de eventuele aanwezigheid van zakelijke gronden voor een vergoeding van de grondeigenaren aan de maatschap.

Het derde middel (toepassing vertrouwensbeginsel) slaagt volgens de A-G niet.

Deze noot heeft tevens betrekking op de gelijkluidende conclusie van dezelfde datum (NLF 2020/0846).

Inleiding

Een vervolg op het arrest van Hof Arnhem-Leeuwarden van 12 maart 2019 met noot van ondergetekende. Waar de Rechtbank eerder belanghebbende in het gelijk stelde en het Hof (Hof Arnhem-Leeuwarden 12 maart 2019, 18/00225, ECLI:NL:GHARL:2019:2186NLF 2019/0891, met noot van ondergetekende) de lijn van de Inspecteur volgde, volgt A-G Niessen het standpunt van belanghebbende. 

Cassatiemiddelen

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2012
Instantie
A-G
Datum instantie
27 februari 2020
Rolnummer
19/01961
ECLI
ECLI:NL:PHR:2020:185
Auteur(s)
mr. W.J.H. Antonisse
Vanhier accountants en adviseurs
NLF-nummer
NLF 2020/0818
Aflevering
9 april 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3159
bwbr0011353&artikel=3.25,bwbr0011353&artikel=3.25

Naar de bovenkant van de pagina