Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze conclusie (en in de conclusie van dezelfde datum met nummer 19/01695) gaat A-G IJzerman in op de vraag of de bezitstermijn van vijf jaren in de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) ook afzonderlijk moet worden toegepast op een indirect gehouden aanmerkelijk aandelenbelang.

Op 15 januari 2014 heeft X (belanghebbende) van zijn ouders alle aandelen in Beheer (bv) door schenking verkregen. De schenkers hadden de aandelen Beheer ten tijde van de schenking meer dan vijf jaren in hun bezit.

Beheer dreef met haar deelnemingen, als geconsolideerd bezien, een materiële onderneming. De (uiteindelijke) deelnemingen van Beheer dreven op individueel niveau een materiële onderneming.

De Inspecteur heeft in het kader van de berekening van schenkbelasting geweigerd de BOR toe te passen, voor zover de waarde van de geschonken aandelen in Beheer betrekking heeft op de indirecte belangen in E (bv) en F (bv).

Die deelnemingen waren op het moment van de schenking korter dan vijf jaren in het bezit van Beheer. Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van oordeel dat voor iedere objectieve onderneming de bezitstermijn afzonderlijk moet worden toegepast. Omdat de indirecte belangen in E en F als zodanig kwalificeren, dient voor beide belangen afzonderlijk aan de bezitstermijn te zijn voldaan, hetgeen in casu niet het geval is. De Rechtbank heeft de Inspecteur in het gelijk gesteld.

Tegen dit oordeel heeft X (sprong)cassatieberoep ingesteld, maar volgens A-G IJzerman dient de Hoge Raad dit ongegrond te verklaren.

Uitgaande van individuele materiële ondernemingen, meent de A-G dat ten aanzien van de indirect gehouden belangen in E en F een afzonderlijke bezitstermijn bij Beheer moet worden gehanteerd van vijf jaren, als vereist ingevolge artikel 35d, lid 1, onderdeel c, SW 1956. Daaraan is in casu niet voldaan. Op dit punt is het cassatieberoep volgens de A-G ongegrond

Voorts gaat de A-G in op het niet toepassen van de BOR met betrekking tot het indirecte aanmerkelijk belang in E. Deze bv is weliswaar meer dan vijf jaren voor de schenking opgericht door één van de schenkers, maar is korter dan vijf jaren voor de schenking overgedragen aan Beheer, waarvan de schenkers voorafgaand aan de schenking de aandelen bezaten. Volgens de A-G gaat door een verhanging, krachtens titel van koop, van een aanvankelijk direct gehouden aanmerkelijk belang aan een eigen holdingmaatschappij op grond van artikel 35d, lid 1, onderdeel c, SW 1956 een nieuwe bezitstermijn voor de BOR lopen.

In tegemoetkomingen op de bezitstermijn is voorzien in artikel 9 Uitv.reg. Schenk- en erfbelasting, maar koop van aandelen, zoals in casu, wordt in dit kader niet genoemd. Ook op dit punt is het cassatieberoep ongegrond, aldus de A-G.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
A-G
Datum instantie
21 augustus 2019
Rolnummer
19/00189
ECLI
ECLI:NL:PHR:2019:825
NLF-nummer
NLF 2019/2103
Aflevering
19 september 2019
bwbr0002226&artikel=35b&lid=1,bwbr0002226&artikel=35b&lid=1,bwbr0002226&artikel=35c&lid=1,bwbr0002226&artikel=35c&lid=1,bwbr0002226&artikel=35d,bwbr0002226&artikel=35d,bwbr0027018&artikel=9,bwbr0027018&artikel=9

Naar de bovenkant van de pagina