Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) komt in deze procedure tevergeefs op tegen de per 1 januari 2018 vastgestelde WOZ-waarde (€ 120.000) van zijn benedenwoning. De Heffingsambtenaar maakt volgens Rechtbank Rotterdam aannemelijk dat de waarde niet te hoog is vastgesteld.

Het verzoek om een immateriële schadevergoeding wordt afgewezen.

Als onderdeel van de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus hebben bij Rechtbank Rotterdam van circa maart tot september 2020 geen belastingzittingen plaatsgevonden. Deze uitzonderlijke en onvoorzienbare situatie maakt dat sprake is van een bijzondere omstandigheid die aanleiding is om de redelijke termijn voor de beroepsfase met een half jaar te verlengen. De redelijke termijn van, in dit geval, twee en een half jaar, is in de onderhavige zaak niet overschreden, aldus de Rechtbank.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum instantie
14 juni 2021
Rolnummer
20/1847
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2021:5357
NLF-nummer
NLF 2021/1397
Aflevering
8 juli 2021

Naar de bovenkant van de pagina