Korting legesheffing Rotterdam bij toepassing applicatie; geen willekeurige heffing
undefined, 14 juni 2022
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(3)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten(3)
- Jurisprudentie(204)
- Commentaar NLFiscaal
- Literatuur
- Recent
Samenvatting
X (bv; belanghebbende) heeft op 14 juni 2018 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een logistiek distributiecentrum. Aan X is een legesaanslag opgelegd die na bezwaar is gebaseerd op een heffingsgrondslag van € 8.329.804. Rechtbank Rotterdam heeft de heffingsgrondslag verminderd tot € 7.950.000. X heeft hoger beroep ingesteld.
De verordening en de Tarieventabel van de gemeente Rotterdam voldoen aan de kenbaarheidseisen gesteld in artikel 139 en 217 Gemw, oordeelt Hof Den Haag.
Aan legesplichtigen die gebruik (kunnen) maken van de zogenoemde online-applicatie Blitts geeft de gemeente Rotterdam een korting van 50% op de te betalen leges. De applicatie is bedoeld voor vergunningaanvragen van limitatief opgesomde kleinere verbouwingen. X stelt dat de applicatie niet op een rechtens juiste wijze is gepubliceerd. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning heeft X echter geen gebruik gemaakt van de applicatie. De van haar geheven leges zijn vastgesteld met toepassing van het normblad NEN 2699. De vraag of met betrekking tot de applicatie Blitts is voldaan aan de kenbaarheidseisen is daarom niet van belang voor de legesheffing in deze zaak.
Het lagere tarief voor de limitatief opgesomde kleine verbouwingen, waarvoor een korting van 50% op het normale tarief geldt, valt binnen de gemeentelijke vrijheid en leidt niet tot een onredelijke en willekeurige legesheffing. Het gebruik van de applicatie Blitts voor deze eenvoudige vergunningen bespaart tijd en kosten en dient de doelmatigheid.
De korting leidt ook niet tot schending van het gelijkheidsbeginsel. De korting geldt immers bij toepassing van de applicatie Blitts zonder onderscheid voor alle belastingplichtigen.
De Hoge Raad heeft op 27 januari 2023 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (22/02569)
BRON
Uitspraak van 14 juni 2022 in het geding tussen:
X bv te Z belanghebbende, (gemachtigde: G. van der Linden)
en
de Heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de Heffingsambtenaar, (vertegenwoordiger: …)
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 5 juli 2021, nummer ROT20/2778.
Procesverloop
1.1. De Heffingsambtenaar heeft bij aanslag met dagtekening 7 december 2018 (de aanslag) van belanghebbende € 183.752,43 aan leges omgevingsvergunning geheven. De heffingsgrondslag is vastgesteld op € 9.400.000.
1.2. Bij uitspraak op bezwaar van 25 juni 2020 heeft de Heffingsambtenaar het tegen de aanslag gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de heffingsgrondslag verlaagd naar € 8.329.903. Tevens is aan belanghebbende een dwangsom toegekend van € 1.442 en een proceskostenvergoeding van € 261.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft als volgt beslist, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Heffingsambtenaar als verweerder:
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep is een griffierecht geheven van € 541. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2022 te Den Haag. Daar zijn partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
2.1. Belanghebbende heeft op 14 juni 2018 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een bedrijfsgebouw met kantoor voor de op- en overslag van goederen in de nabijheid van de [adres] in [woonplaats] (bekend onder de naam [A] ). In de aanvraag heeft belanghebbende als geschatte bouwkosten € 5.121.900 exclusief omzetbelasting vermeld.
2.2. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag is bij de aanslag van belanghebbende leges geheven naar een heffingsgrondslag van € 9.400.000. De heffingsgrondslag is na herberekening van de netto bouwkosten bij uitspraak op bezwaar verminderd tot € 8.329.903.
2.3. De Rechtbank heeft de heffingsgrondslag verder verminderd tot € 7.950.000. Daarbij is de Rechtbank uitgegaan van de in de aannemingsovereenkomst van 19 september 2019 opgenomen aanneemsom.
Verordening en Tarieventabel
3.1. De Verordening leges omgevingsvergunning 2018 van de gemeente Rotterdam (de Verordening) luidt – voor zover van belang:
3.2. De Tarieventabel behorend bij de Legesverordening 2018 (de Tarieventabel) luidt als volgt:
Oordeel van de Rechtbank
4. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Heffingsambtenaar als verweerder:
Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
5.1. In hoger beroep is primair in geschil of de Verordening en de Tarieventabel onverbindend zijn jegens belanghebbende. Subsidiair is in geschil of op de in rekening gebrachte leges een korting van 50% moet worden toegepast. Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en de Heffingsambtenaar ontkennend.
5.2. Meer in het bijzonder is in geschil of de Verordening en de Tarieventabel onverbindend zijn omdat:
a) zij niet voldoen aan de kenbaarheidseisen die zijn gesteld in de artikelen 139 en 217 van de Gemeentewet;
b) zij leiden tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing,
c) zij strijdig zijn met het gelijkheidsbeginsel.
5.3. Niet in geschil is dat de heffingsgrondslag € 7.950.000 bedraagt.
5.4. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor wat betreft de aanslag, primair tot vernietiging van de aanslag en subsidiair tot toepassing van een korting van 50 percent op de in rekening gebrachte leges.
5.5. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beoordeling van het hoger beroep
Zijn de Verordening en de Tarieventabel onverbindend omdat niet is voldaan aan de kenbaarheidseisen?
6.1. Belanghebbende stelt dat de Verordening en de Tarieventabel in strijd zijn met het bepaalde in de artikelen 139 en 217 Gemeentewet omdat daarin niet de informatie staat die nodig is om het bedrag van de verschuldigde leges te bepalen. Hiertoe heeft belanghebbende aangevoerd dat uit de Verordening en de daarbij behorende Tarieventabel niet de maatstaven blijken waarnaar de leges worden geheven. Bij lezing van artikel 1.5 van de Tarieventabel is niet duidelijk wie van de applicatie Blitts gebruik kan maken en voor welke vergunningaanvragen aanspraak kan worden gemaakt op de in dat artikel vermelde korting van 50%. De applicatie zelf is niet op een rechtens juiste wijze gepubliceerd, aldus belanghebbende.
6.2. De artikelen 139 en 217 Gemeentewet stellen eisen aan de kenbaarheid van de maatstaven waarnaar gemeentebelastingen worden geheven (de kenbaarheidseisen). Zij strekken onder meer ertoe dat de belastingverordening alle essentialia bevat waaruit de belastingschuldige de omvang van zijn belastingschuld kan afleiden (Kamerstukken II 1989/90, 21591, nr. 3, blz. 63).
De heffingsmaatstaf is opgenomen in artikel 1 van de Tarieventabel. Hieruit volgt dat de maatstaf van heffing de totale bouwkosten zijn van de zaak waarop de aanvraag van een omgevingsvergunning betrekking heeft, dat de totale bouwkosten worden berekend volgens de NEN 2699 en dat dit normblad voor eenieder ter inzage ligt. Het voor de berekening van de leges toe te passen tarief is opgenomen in artikel 1.3 van de Tarieventabel. In de situaties, vermeld in de artikelen 1.4 en 1.5 van de Tarieventabel, worden de op grond van artikel 1.3 van de Tarieventabel verschuldigde leges verminderd met respectievelijk 30 en 50 percent.
De Verordening en de Tarieventabel zijn bekendgemaakt door publicatie in gemeenteblad 2017, nummer 175, uitgegeven op 22 november 2017 en ter inzage gelegd in het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam.
6.3. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt van de applicatie Blitts. De van haar geheven leges zijn vastgesteld met toepassing van het normblad NEN 2699. De vraag of met betrekking tot de applicatie Blitts is voldaan aan de kenbaarheidseisen is daarom niet van belang voor de legesheffing in deze zaak. Het Hof beantwoordt het geschilpunt als vermeld onder a) ontkennend.
Is de Verordening onverbindend omdat sprake is van een onredelijke en willekeurige heffing?
6.4. Ter onderbouwing van haar standpunt dat de Verordening en de Tarieventabel onverbindend zijn omdat zij leiden tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing, heeft belanghebbende – samengevat – het volgende aangevoerd. In de Tarieventabel wordt aan belastingplichtigen die gebruik (kunnen) maken van de applicatie Blitts een korting van 50 percent verleend terwijl aan andere belastingplichtigen, waaronder belanghebbende, die geen gebruik kunnen maken van deze applicatie het volle tarief in rekening wordt gebracht. Met de korting wordt, naast de omstandigheid dat de Tarieventabel een legestarief naar een percentage van de bouwsom kent, die ook nog eens progressief is, een derde trede aan de tariefstapeling toegevoegd. Als de korting wordt betaald uit de legesopbrengsten, kent de heffing een vierde element van onevenredigheid. Door de opeenstapeling van ‘incentives’ voor een bepaalde groep belastingplichtigen ontstaat een zodanig scheve verdeling in de tariefstelling, dat sprake is van een onredelijke en onwillekeurige heffing en/of schending van het gelijkheidsbeginsel.
6.5. De Heffingsambtenaar heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd bestreden en daartoe – samengevat – het volgende aangevoerd. Blitts is een landelijk toegepaste online-applicatie, bedoeld voor vergunningaanvragen van limitatief opgesomde kleinere verbouwingen. De applicatie heeft betrekking op de volgende situaties: dakkapel, aanbouw, bijgebouw, erfafscheiding, kozijn of gevelwijziging, dakraam, zonnepaneel en asbestmelding. Het gaat niet om de vraag wie (subjectief) gebruik kan maken van deze wijze van vergunningaanvraag, maar in welke gevallen (objectief) deze van toepassing is. De korting op het tarief wordt voor identieke bouwactiviteiten gelijkelijk toegepast. De redengeving voor de tariefreductie is dat de dienstverlening van de gemeente beperkt blijft dankzij het door de aanvrager verrichte digitale voorwerk waardoor de gemeente de vergunningaanvraag voor standaard “lichte” bouwplannen aanzienlijk sneller kan afhandelen, een voor alle betrokkenen gunstige beleidsmaatregel die inhoudelijke ratio en pragmatisme in zich verenigt. Alle tariefbepalingen worden consequent ten aanzien van dezelfde gevallen gelijkelijk toegepast. Volgens de Heffingsambtenaar is dan ook geen sprake van een onredelijke en willekeurige belastingheffing en/of strijd met het gelijkheidsbeginsel.
6.6. Het Hof stelt het volgende voorop. De gemeentelijke wetgever is vrij in de keuze van de grondslagen en de tarieven van heffing van leges, met dien verstande dat het bedrag van de leges niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen (zie artikel 219, lid 2, Gemeentewet). Ook mag de keuze geen strijd opleveren met de algemene rechtsbeginselen, in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel en het verbod van een willekeurige en onredelijke belastingheffing. Zie onder meer Hoge Raad 14 augustus 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1943, BNB 2009/276 en Hoge Raad 30 juni 2017, ELCI:NL:HR:2017:1174, BNB 2017/173, r.o. 2.3.2.
6.7. In de Tarieventabel is het bedrag van de leges niet afhankelijk gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen. Met het hanteren van een – tot een bouwsom van € 26.700.000 – deels progressief tarief van een percentage van de bouwkosten, is de gemeente Rotterdam gebleven binnen de vrijheid die gemeenten hebben bij het vaststellen van de tarieven voor bouwleges. Er is geen sprake van een ongeoorloofde heffing naar draagkracht, ook niet nu voor met de applicatie Blitts ingediende aanvragen voor kleinere bouwprojecten een korting van 50 percent op de verschuldigde leges wordt toegepast. Het geheven bedrag aan leges van € 155.187,43 bij een grondslag van € 7.950.000, een gemiddeld tarief derhalve van ((€ 55.187,43/ € € 7.950.000) x 100% =) afgerond 1,95% is niet onredelijk of willekeurig.
6.8. Het staat de gemeente in beginsel vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met het gemeentelijke beleid en de plaatselijke praktijk van de belastingheffing. Artikel 1.5 van de Tarieventabel houdt in dat voor limitatief opgesomde aanvragen, te weten voor kleine verbouwingen zoals dakkapellen, aanbouwen, bijgebouwen, erfafscheidingen, kozijnen of gevelwijziging, dakramen, zonnepanelen en asbestmeldingen, een korting op het berekende bedrag aan leges wordt toegepast van 50 percent. De Heffingsambtenaar heeft gesteld en belanghebbende heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken dat de reden voor het onderscheid in tarief is gelegen in de omstandigheid dat voor de aanvragen voor kleine projecten met lichte bouwactiviteiten een beperkte toetsing van de aanvragen is voorgeschreven en daarmee meestal een korte behandeltijd is gemoeid, en dat op deze wijze uitvoering wordt gegeven aan het gemeentelijk beleid om aanvragen voor kleine projecten met lichte bouwactiviteiten op snelle wijze af te handelen. Van een dergelijke keuze kan niet worden gezegd dat deze iedere redelijke grond ontbeert. Hetgeen belanghebbende daartegen heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De omstandigheid dat de gemeente uit doelmatigheidsoverwegingen voor het doen van deze eenvoudige en veel voorkomende aanvragen voor omgevingsvergunningen het gebruik van een online applicatie heeft voorgeschreven, waarbij het meeste voorwerk al door de aanvrager zelf wordt gedaan, valt gelet op genoemde doelmatigheid eveneens binnen de hiervoor geschetste gemeentelijke vrijheid. Daaraan doet niet af dat de wijze waarop de legeskorting in artikel 1.5 van de Tarieventabel is geformuleerd, bepaald niet de schoonheidsprijs verdient. Het Hof verwerpt het geschilpunt als vermeld onder b).
Gelijkheidsbeginsel
6.9. De korting in artikel 1.5 van de Tarieventabel leidt niet tot schending van het gelijkheidsbeginsel. De korting geldt immers bij toepassing van de applicatie Blitts zonder onderscheid voor alle belastingplichtigen. De omstandigheid dat de korting in de situatie van belanghebbende niet van toepassing is omdat vanwege de omvang van het bouwproject niet van de applicatie gebruik kan worden gemaakt, levert geen ongelijke behandeling van gelijke gevallen op. Het Hof verwerpt het beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Subsidiaire stelling
6.10. Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de subsidiaire stelling van belanghebbende dat op de in rekening gebrachte leges een korting van 50% moet worden toegepast, eveneens faalt.
Slotsom
6.11. Het hoger beroep is ongegrond.
Proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door I. Reijngoud, H.A.J. Kroon en G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van de griffier Y. Postema-van der Koogh. De beslissing is op 14 juni 2022 in het openbaar uitgesproken.