Direct naar content gaan

Samenvatting

Deze zaak die volgens de media betrekking heeft op Credit Suisse, gaat over van derden gekochte winstvennootschappen die zijn ingezet in het kader van investeringen dan wel financieringen. De betreffende investeringen dan wel financieringen zijn zodanig vormgegeven dat in de Nederlandse vennootschappen rentelasten ontstonden die effectief ten laste konden komen van de (gerealiseerde en voorzienbare) fiscale winsten van de winstvennootschappen. Voor de voordelen die werden verwacht in het kader van de investeringen en financieringen van de winstvennootschappen, hebben de winstvennootschappen aanspraak gemaakt op toepassing van de deelnemingsvrijstelling.
Met de inspecteur oordeelt Rechtbank Noord-Holland dat deze gekozen structuur fraus legis oplevert.
Waar een belastingplichtige op zichzelf nog gebruik kan maken van de leemte in (onder meer artikel 20a van) de Wet Vpb indien er een zakelijk motief was, is dit niet meer toegestaan als die leemte doelbewust wordt gebruikt met belastingverijdeling als doorslaggevende reden. Dan wordt immers zozeer in strijd gehandeld met het doel en de strekking van onder meer artikel 20a van de Wet Vpb (te weten het tegengaan van handel in winst- en verlieslichamen en de daarbij gepaard gaande import van verliezen), dat dit fraus legis oplevert, aldus de Rechtbank.
In totaal gaat het om aan 10 BV’s opgelegde navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting, inclusief heffingsrente en boetes. De hiertegen ingestelde beroepen worden in 8 gevallen ongegrond verklaard en in 2 gevallen gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2005 - 2008
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
6 november 2013
Rolnummer
12/536 T/M 12/544
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2013:11321
entry not found in index,bwbr0002672&artikel=8c&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina