Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze zaak heeft een man in 1997 de aandelen in zijn BV verkocht op basis van een earn out regeling (overeenkomst waarbij de koopsom geheel of gedeeltelijk betaald wordt uit de toekomstige resultaten van de over te nemen onderneming).
Op basis van deze regeling ontvangt hij in 2002 nog een betaling van ruim 1 miljoen euro, maar dit wordt in de aangifte niet als box-2-inkomen aangegeven.
Als de inspecteur hier achter komt, legt hij een navorderingsaanslag en een boete op.
De man bestrijdt deze met ale mogelijke middelen. Maar Rechtbank Haarlem en Hof Amsterdam geven het gelijk aan de inspecteur.
Het Hof acht de man te kwader trouw ter zake van het niet in zijn aangifte verantwoorden van earn-out-inkomsten en acht op die grond navordering geoorloofd, ondanks de aanwezigheid van een ambtelijk verzuim.
Voorts verwerpt het Hof een beroep op schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Er is één lichtpuntje. Vanwege overschrijding van de redelijke termijn met (afgerond) een half jaar heeft de man recht op vergoeding van immateriële schade.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2002
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
30 januari 2014
Rolnummer
12/00483
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:594

Naar de bovenkant van de pagina