Direct naar content gaan

Samenvatting

Aan een inmiddels overleden man (verder: X) zijn op basis van informatie van een tipgever navorderingsaanslagen opgelegd in verband met een vermeende bankrekening in Luxemburg. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de navorderingsaanslagen vernietigd omdat de Inspecteur heeft geweigerd de identiteit van de tipgever bekend te maken. De Hoge Raad heeft op 18 december 2015 (15/01348, ECLI:NL:HR:2015:3600) het door de staatssecretaris van Financiën ingestelde cassatieberoep gegrond verklaard en de zaak verwezen naar Hof Den Bosch. De Hoge Raad heeft overwogen dat het niet bekend maken van de naam van de tipgever op zichzelf onvoldoende aanleiding is om belastingaanslagen te vernietigen. De erven van X hebben verzocht tot herziening van het – als tipgeverszaak bekende – arrest van de Hoge Raad van 18 december 2015. Dit verzoek heeft tot inzet dat vanwege nieuw gebleken omstandigheden het voornoemde cassatieberoep van de staatssecretaris alsnog ongegrond dient te worden verklaard.

Volgens A-G IJzerman geeft de verwijzingsopdracht de erven de ruimte om nieuw geachte informatie, die in dit geval verband houdt met nieuw bekend geworden passages uit de tipgeversovereenkomst, in te brengen in de lopende verwijzingsprocedure. Herziening door de Hoge Raad is dan ook niet het aangewezen vervolg in de procedure. Overigens merkt de A-G nog op dat de Hoge Raad in deze procedure in het geheel niet heeft geoordeeld over de vraag in welke mate de identiteit van de tipgever door de Belastingdienst geheim moest worden gehouden.

De conclusie strekt tot afwijzing van het herzieningsverzoek van de erven van X.

Wettelijk kader
Herziening van een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak is in het belastingrecht een relatief nieuw fenomeen. Eerst sinds de inwerkingtreding van de Wet herziening fiscaal procesrecht per 1 september 1999 kan een dergelijk verzoek worden ingediend door een partij die bij de desbetreffende procedure betrokken was.

Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het instrument van herziening uitdrukkelijk niet is bedoeld om het debat te heropenen of om processuele misslagen te herstellen. Dit komt tot uitdrukking in de wettekst van artikel 8:119, lid 1, Awb, waarin is bepaald dat een herzieningsverzoek alleen betrekking kan hebben op feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak en die bij de indiener van het verzoek niet bekend waren en ook niet redelijkerwijs bekend konden zijn. Daarnaast geldt de eis dat deze later bekend geworden feiten en omstandigheden tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden. 

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1997-2000
Instantie
AG
Datum instantie
26 oktober 2016
Rolnummer
16/02228
ECLI
ECLI:NL:PHR:2016:1054
Auteur(s)
Eddo Hageman
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2016/0655
Aflevering
1 december 2016
Judoreg
NFB139
,bwbr0005537&artikel=8:119

Naar de bovenkant van de pagina