Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze zaak is in geschil of een in Nederland woonachtige piloot (X; belanghebbende) aanspraak maakt op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor een gedeelte van zijn inkomen uit de dienstbetrekking bij een Britse luchtvaartmaatschappij.

X stelt dat het heffingsrecht over zijn werkzaamheden die op en boven Brits grondgebied plaatsvinden aan het VK toekomt. Hierbij gaat het om de gevlogen binnenlandse vluchten. Daarnaast moeten de overige werkzaamheden volgens hem pro rata toegerekend worden aan de binnenlandse vluchten, dan wel de internationale vluchten en heeft het VK vervolgens het heffingsrecht voor het deel dat ziet op de binnenlandse vluchten. Ter onderbouwing van zijn standpunt wijst X op het commentaar bij het OESO-Modelverdrag (2017).

Rechtbank Noord-Holland heeft geoordeeld dat de tekst van het Verdrag Nederland-VK afwijkt van de tekst van het OESO-Modelverdrag (2017) en dat het OESO-commentaar bij het OESO-Modelverdrag (2017) daarom niet van betekenis is voor de interpretatie van de verdragsbepaling. Zelfs als de tekst van het Verdrag Nederland-VK overeenkwam met het OESO-Modelverdrag (2017), hetgeen expliciet niet het geval is, leidt dat niet tot honorering van het standpunt van X. Op basis van het OESO-commentaar bij het OESO-Modelverdrag (2017) is namelijk eveneens sprake van een woonstaatheffing.

X heeft hoger beroep ingesteld maar Hof Amsterdam bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Anders dan X betoogt, heeft hetgeen in r.o. 4.2 van het arrest van de Hoge Raad van 23 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:953, NLF 2023/1543 met noot van Vergouwen) is overwogen ook in de onderhavige zaak te gelden. Voorts kan niet worden geoordeeld dat het commentaar op artikel 15, lid 3, OESO-Modelverdrag (2017) bij het wijzen van voornoemd arrest geen rol heeft gespeeld of over het hoofd zou zijn gezien, gelet op punt 5.15 en 5.16 van de conclusie van A-G Wattel van 29 november 2022 (ECLI:NL:PHR:2022:1128, NLF 2023/0164, met noot van Swaving Dijkstra) en de uitdrukkelijke verwijzing in het arrest naar die conclusie.

Metadata

Rubriek(en)
Internationaal belastingrecht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
1 februari 2024
Rolnummer
23/470
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:729
NLF-nummer
NLF 2024/0770
Aflevering
26 maart 2024

Naar de bovenkant van de pagina