Direct naar content gaan

Samenvatting

Dit besluit (Stcrt. 2021, 2262 van 6 mei 2021) geeft een invulling aan het begrip ‘zelfstandig’ zoals genoemd in artikel 7 Wet OB 1968 met het oog op de btw-behandeling van de werkzaamheden van natuurlijke personen die optreden als toezichthouder of als lid van een bezwaaradviescommissie of van andere daarmee te vergelijken werkzaamheden zoals genoemd in dit besluit.

Aanleiding voor dit besluit is het arrest van het HvJ van 13 juni 2019 (C-420/18 (IO), ECLI:EU:C:2019:490) en dat van de Hoge Raad van 26 juni 2020 (18/02684, ECLI:NL:HR:2020:1143). In deze arresten gaat het om een commissaris van een toezichtsorgaan respectievelijk een lid of voorzitter van een bezwaaradviescommissie die niet loontrekkend is en ten opzichte van de opdrachtgever ook niet enige andere juridische band heeft waaruit een verhouding van ondergeschiktheid ontstaat ten aanzien van de arbeids- en bezoldigingsvoorwaarden en de verantwoordelijkheid van de werkgever. Niettemin zijn zij geen ondernemer omdat ze niet zelfstandig zijn in de uitoefening van hun economische activiteit. De zelfstandigheid ontbreekt omdat de hiervoor genoemde leden geen individuele taken of verantwoordelijkheden hebben, en zij de werkzaamheden niet op eigen naam, voor eigen rekening en/of onder eigen verantwoordelijkheid verrichten, en zij geen economisch risico lopen.

Op dit besluit kan een beroep worden gedaan met ingang van 13 juni 2019.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
13 juni 2019 e.v.
Instantie
MvF
Datum instantie
28 april 2021
Rolnummer
2021-9403
NLF-nummer
NLF 2021/1019
Aflevering
20 mei 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4328
bwbr0002629&artikel=7,bwbr0002629&artikel=7&lid=1,bwbr0002629&artikel=7&lid=2,bwbr0002629&artikel=7,celex32006l0112&artikel=9,celex32006l0112&artikel=9

Naar de bovenkant van de pagina