Direct naar content gaan

Samenvatting

X heeft cassatieberoep ingesteld tegen het oordeel van Hof Amsterdam betreffende de aan hem toegekende proceskostenvergoeding. Hij klaagt erover dat het Hof zich niet heeft uitgelaten over de proceshandelingen die X heeft verricht naar aanleiding van het door de Inspecteur ingestelde en naderhand ingetrokken hoger beroep, welke proceshandelingen voor vergoeding in aanmerking komen op grond van artikel 8:75 Awb.

Voor zover het Hof het verweerschrift van X niet (tevens) in aanmerking heeft genomen als incidenteelhogerberoepschrift bij de berekening van de kostenvergoeding, acht de Hoge Raad het cassatieberoep op dit punt gegrond. De Hoge Raad oordeelt verder dat het Hof de samenhang terecht heeft beoordeeld aan de hand van de per 1 januari 2015 geldende tekst van het Bpb. Anders dan X betoogt, is het met ingang van 1 januari 2015 gewijzigde samenhangcriterium bij een vóór 2015 ingesteld beroep niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Ten slotte oordeelt de Hoge Raad dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de onderhavige zaak in hoger beroep met vijf andere zaken samenhangt.

Tussen zaken waarin de belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld en zaken waarin de Inspecteur hoger beroep heeft ingesteld, kan geen samenhang in de zin van artikel 3, lid 2, Bpb worden aangenomen, omdat de belanghebbende in de onderscheiden zaken verschillende proceshandelingen heeft verricht.

Zie ook de idem-zaken (ECLI:NL:HR:2017:599, NLF 2017/0933 en ECLI:NL:HR:2017:602, NLF 2017/0934).

Wettelijke regeling

Op basis van artikel 8:75 Awb is de bestuursrechter (in belastingzaken: de belastingrechter) bij uitsluiting bevoegd om een partij in de proceskosten te veroordelen. De hoogte van de proceskostenvergoeding wordt bepaald op basis van het Bpb, waarbij de kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand in beginsel aan de hand van een puntensysteem worden berekend. Voor deze berekening kent het Bpb een aantal punten per proceshandeling toe. Deze worden vervolgens vermenigvuldigd met een voorgeschreven bedrag, waarna een wegingsfactor wordt toegepast voor de zwaarte van de zaak en het aantal samenhangende zaken. Hierbij moet worden opgemerkt dat het Bpb samenhangende zaken voor de vergoeding van een door een derde beroepsmatig verleende bijstand als één zaak behandelt.

Met ingang van 1 januari 2015 is in het Bpb de definitie van samenhangende zaken gewijzigd. Daarvoor was een van de voorwaarden voor de kwalificatie als ‘samenhangende zaken’ dat bezwaren of beroepen gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig moesten zijn ingediend. In de optiek van de besluitgever kon te eenvoudig worden voorkomen dat zaken als samenhangende zaken kwalificeerden, namelijk door simpelweg de bezwaren of beroepen niet (nagenoeg) gelijktijdig in te dienen. De besluitgever heeft daarop deze voorwaarde vervangen door de voorwaarde dat het bestuursorgaan onderscheidenlijk de bestuursrechter de bezwaren dan wel beroepen gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig behandelt.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Instantie
HR
Datum instantie
7 april 2017
Rolnummer
16/03436
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:607
Auteur(s)
mr. T.H.A. Noë
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2017/0895
Aflevering
27 april 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB433
bwbr0005537&artikel=8:75,bwbr0006358&artikel=3&lid=2,bwbr0006358

Naar de bovenkant van de pagina