Samenvatting
Deze zaak gaat over de vraag of recht bestaat op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als er sprake is van rechtsbijstand op basis van een ‘no cure, no pay’-afspraak.
Hof Den Haag heeft deze vraag bevestigend beantwoord.
Tegen dit oordeel heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond. Voor zover het middel erover klaagt dat het Hof heeft nagelaten vast te stellen dat X immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie, miskent het dat voor de toekenning van een schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn, het ontstaan van spanning en frustratie door dat tijdsverloop – behoudens bijzondere omstandigheden – wordt verondersteld (vgl. HR 19 februari 2016, 14/03907, ECLI:NL:HR:2016:252). Voorts oordeelt de Hoge Raad dat aan toekenning van een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn niet in de weg staat dat aan X bijstand is verleend op basis van ‘no cure, no pay’ (vgl. HR 7 oktober 2011, 10/05199, ECLI:NL:HR:2011:BT6841). Evenmin staat daaraan in de weg dat X ermee heeft ingestemd dat een eventuele vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn aan de rechtsbijstandverlener wordt uitbetaald (vgl. HR 16 november 2012, 11/02517, ECLI:NL:HR:2012:BY2770).
Conform Conclusie A-G IJzerman.
Uit het rechtszekerheidsbeginsel vloeit voort dat belastingplichtigen binnen een redelijke termijn recht hebben op een beslissing in een door hen gevoerde belastingprocedure. De redelijke termijn is volgens de Hoge Raad overschreden wanneer de bezwaar- en beroepsfasen gezamenlijk meer dan twee jaren in beslag nemen. Deze termijn laat zich onderverdelen in een half jaar voor de bezwaarfase en anderhalf jaar voor de behandeling van het beroep door de Rechtbank. Indien de rechter oordeelt dat de redelijke termijn is overschreden, kent hij de belastingplichtige als uitgangspunt een schadevergoeding toe van € 500 per half jaar waarmee de termijn is overschreden, waarbij die overschrijding naar boven wordt afgerond.