Direct naar content gaan

Samenvatting

Tennisvereniging A huurde tot eind december 2009 van een gemeente een sportcomplex. Eind december 2009 hebben de voorzitter en penningmeester van A een stichting (belanghebbende) opgericht. De stichting huurt het sportcomplex met ingang van 1 januari 2010 van de gemeente. A en de stichting hebben voor het sportcomplex een gebruiksovereenkomst gesloten. In de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013 heeft A een jaarlijkse vergoeding van € 40.000 plus 6% btw aan de stichting betaald.

De Inspecteur weigert aftrek van voorbelasting bij de stichting.

Dat achtte Rechtbank Noord-Holland terecht. Volgens de Rechtbank is sprake van fraus legis.

Hof Amsterdam oordeelde anders. Het acht geen sprake van juridische schijnhandelingen omdat niet is gebleken dat de uitgevoerde handelingen niet stroken met de werkelijke bedoeling van partijen. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat de stichting misbruik van het recht heeft gemaakt. Door de stichting wordt immers een marktconforme huur aan de tennisvereniging in rekening gebracht. Er is dan ook geen sprake van een belastingvoordeel zoals vereist voor toepassing van het leerstuk van fraus legis. Ook de stelling van de Inspecteur dat de verhuur vrijgesteld zou zijn van omzetbelasting, heeft het Hof verworpen. Op de verhuur is tabel I, post b.3, Wet OB 1968 van toepassing, waarin het geven van gelegenheid tot sportbeoefening onder het verlaagde tarief is gebracht. De stichting heeft recht op aftrek van voorbelasting, aldus het Hof.

Tegen dit oordeel heeft de staatssecretaris cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad komt tot de slotsom dat het oordeel van het Hof dat geen sprake is van misbruik van recht juist is. Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.

Fiscaal vriendelijk een tenniscomplex renoveren

Een gemeente en een tennisvereniging hebben in het zicht van een renovatie bedacht de exploitatie van een tenniscomplex in een nieuw op te richten (sport)stichting onder te brengen. Betrokkenen geven ruiterlijk toe hiermee een belastingvoordeel te beogen. Als de vereniging zelf zou renoveren, heeft zij geen recht op aftrek van voorbelasting voor de renovatiekosten, omdat zij vooral vrijgesteld aan haar leden presteert. De idee is daarom dat voortaan de stichting op het complex tegen een marktconforme vergoeding gelegenheid geeft tot sportbeoefening aan de vereniging en aan derden. Dat is wel belast, maar tegen het verlaagde tarief van 6%, waardoor de stichting voor recht op aftrek in aanmerking komt. De 6% omzetbelasting die de vereniging over de gebruiksvergoeding betaalt, is in de nieuwe situatie weliswaar niet aftrekbaar voor haar, maar zal in principe minder zijn dan de veelal 21% omzetbelasting op de renovatiekosten en andere beheerkosten.

Constructiebestrijding

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2010
Instantie
HR
Datum instantie
30 november 2017
Rolnummer
15/05302
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:3037
Auteur(s)
mr. dr. W.J. Blokland
PwC/Vrije Universiteit
NLF-nummer
NLF 2017/2917
Aflevering
14 december 2017
Judoreg
NFB1011
bwbr0002629,bwbr0002629&artikel=7&lid=1,bwbr0002629&artikel=7&lid=1,bwbr0002629&artikel=9&lid=2,bwbr0002629&artikel=11,bwbr0002629&artikel=11,bwbr0002629&artikel=15,bwbr0002629&artikel=15

Naar de bovenkant van de pagina