Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft van 1 oktober 1993 tot en met 31 augustus 1997 in het Verenigd Koninkrijk gewoond en gewerkt. Sinds 1 september 1997 is hij werkzaam bij de vestiging van het Europees Octrooi Bureau in Rijswijk (EOB). X is ongeveer twee weken vóór 1 september 1997 naar Nederland gekomen en woont sindsdien in Nederland. Hij had op moment van indiensttreding de Nederlandse nationaliteit. In 2002 heeft X de Ierse nationaliteit aangenomen en zijn Nederlanderschap verloren. Sinds 2010 heeft X tevens weer de Nederlandse nationaliteit. X was in 2009 in het bezit van een door het ministerie van Buitenlandse Zaken verstrekt identiteitsbewijs geprivilegieerden met daarop onder meer vermeld de code DV, hetgeen staat voor duurzaam verblijf houdend.

Voor Hof Den Haag was in geschil of bij X het inkomen uit sparen en beleggen in de heffing van inkomstenbelasting voor het jaar 2009 mag worden betrokken. Het Hof heeft geoordeeld dat artikel 10, lid 6, Zetelovereenkomst een ongerechtvaardigde beperking vormt van artikel 45 VWEU. Die bepaling sluit Nederlanders uit van bepaalde voorrechten en immuniteiten die artikel 10 overigens toekent aan EOB-personeel. Het inkomen uit sparen en beleggen van X mag volgens het Hof niet in de heffing van inkomstenbelasting voor de onderhavige jaren worden betrokken.

De staatssecretaris komt in cassatie op tegen het oordeel van het Hof dat artikel 45 VWEU is geschonden.

De Hoge Raad oordeelt dat de beperking van het recht op vrij verkeer van werknemers in de zin van artikel 45 VWEU door artikel 10, lid 6, Zetelovereenkomst niet door de in het middel aangevoerde gronden kan worden gerechtvaardigd. De internationaal aanvaarde praktijk, noch de doelstelling het EOB in volledige onafhankelijkheid te laten functioneren, vormt een dwingende reden van algemeen belang om Nederlandse onderdanen en personen die duurzaam verblijf houden in Nederland van de voorrechten en immuniteiten uit te sluiten. Achtergrond van de internationale praktijk is het oogmerk internationale organisaties onafhankelijk te laten functioneren. Deze doelstelling wordt niet aangetast als ook X de voorrechten en immuniteiten geniet. De beperking kan voorts niet worden gerechtvaardigd door de noodzaak van een evenwichtige verdeling van heffingsbevoegdheden tussen lidstaten omdat de Zetelovereenkomst niet de verdeling van heffingsbevoegdheden tussen twee lidstaten betreft, maar de verdeling daarvan tussen Nederland en het EOB.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep ongegrond.

Conform Conclusie A-G Wattel (NLF 2019/2513), met gemeenschappelijke bijlage (NLF 2019/2511, met noot van Dusarduijn).

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2009
Instantie
HR
Datum instantie
12 maart 2020
Rolnummer
19/02019
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:407
Auteur(s)
mr. dr. S.M.H. Dusarduijn RB
Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2020/0713
Aflevering
26 maart 2020
Judoreg
NFB3130
bwbv0001506&artikel=45,bwbv0001506&artikel=45

Naar de bovenkant van de pagina