Direct naar content gaan

Samenvatting

Deze zaak betreft een box 3-zaak. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft uitspraak gedaan vóór de inwerkingtreding van het Besluit rechtsherstel box 3 en van de Wet rechtsherstel box 3. Het heeft geoordeeld dat de vermogensrendementsheffing voor 2017 en 2018 in strijd is met bepalingen van een hogere rechtsorde en dat daarom rechtsherstel moet worden geboden uitgaande van het werkelijk behaalde rendement. Het Hof heeft geoordeeld dat het gaat om de nominale rente (en niet de reële rente) en dat een ongerealiseerd koersverlies op beleggingen niet meetelt.

X heeft beroep in cassatie ingesteld.

A-G Pauwels komt – mede aan de hand van zijn bevindingen in de gemeenschappelijke bijlage bij deze conclusie en vier gelijkluidende conclusies (ECLI:NL:PHR:2024:1, NLF 2024/0498) – tot onder meer de volgende beoordeling:

  1. De uitspraak van het Hof moet in cassatie worden getoetst met inachtneming van de Wet rechtsherstel box 3, gelet op de terugwerkende kracht van die wet.
  2. Een complicerende factor is dat in dit geval niet bekend is wat het voordeel uit sparen en beleggen is volgens die wet. De A-G gaat uit van de beredeneerde veronderstelling dat dit voordeel niet lager is dan het voordeel dat in aanmerking is genomen bij de aanslagen.
  3. De Hoge Raad moet een oordeel van de feitenrechter over het ‘werkelijk behaalde rendement’ vol toetsen voor zover het oordeel inhoudt wat tot dat rendement behoort, niet alleen in het kader van de vraag of het EVRM is geschonden maar ook in het kader van een op rechtsherstel gerichte compensatie.
  4. Het werkelijk behaalde rendement luidt in nominale termen. Het Hof is dus terecht ervan uitgegaan dat het gaat om de nominale rente.
  5. Een ongerealiseerde waardevermindering komt in mindering op het werkelijk behaalde rendement. Het Hof is ten onrechte uitgegaan van het tegendeel.

Tot slot werkt de A-G nog uit wat het gevolg is indien de Wet rechtsherstel box 3 bij X wel leidt tot een lager voordeel uit sparen en beleggen. Gelet op de analyse zou de Hoge Raad kunnen overwegen feitelijk onderzoek te doen of, en zo ja in hoeverre, de aanslagen zijn verminderd. Dat kan van belang zijn voor de beoordeling in cassatie, mogelijk zelfs voor de ontvankelijkheid (procesbelang).

Vooralsnog veronderstellende dat het beroep in cassatie ontvankelijk is, is dat beroep volgens de A-G gegrond.

Zie ook de idem-conclusies achter in deze editie in het overzicht Overige rechtspraak en actualiteiten (NLF 2024/0511, NLF 2024/0512, NLF 2024/0513 en NLF 2024/0514).

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2017-2018
Instantie
A-G
Datum instantie
9 februari 2024
Rolnummer
22/01571
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:134
Auteur(s)
mr. dr. S.M.H. Dusarduijn RB
Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2024/0499
Aflevering
27 februari 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6260
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina