Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in 2015 van zijn moeder twee schenkingen ontvangen, namelijk op 31 maart € 5.000 en op 23 december € 80.000. De over de schenkingen verschuldigde schenkbelasting is berekend op € 7.972 (10% van (€ 85.000 -/- € 5.277)). De moeder is op 20 april 2016 overleden. X heeft uit de nalatenschap € 25.358 verkregen. Bij het vaststellen van de aanslag is rekening gehouden met de schenking van € 80.000, omdat de moeder binnen 180 dagen na die schenking is overleden.

De vermindering in verband met de betaalde schenkbelasting over de fictieve erfrechtelijke verkrijging heeft de Inspecteur berekend op € 6.470.

In geschil is of de hoorplicht is geschonden en de hoogte van de aanslag.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt met Rechtbank Gelderland dat de hoorplicht is geschonden, maar laat de uitspraak van de Inspecteur met toepassing van artikel 6:22 Awb in stand.

Het Hof leidt uit de bewoordingen van artikel 7, lid 2 jo. artikel 12 SW 1956, af dat de schenkbelasting die is betaald ter zake van de voor de erfbelasting in aanmerking te nemen waarde – in het onderhavige geval het bedrag van € 80.000 – in mindering komt op de erfbelasting die is verschuldigd op grond van artikel 12, lid 1, SW 1956. Het Hof ziet geen reden om te komen tot een evenredige berekening van de vermindering van de erfbelasting zoals bepleit door de Inspecteur.

Het door de moeder op 31 maart 2015 geschonken bedrag van € 5.000 deelt, anders dan X bepleit, niet in de vermindering.

Het Hof berekent de toe te passen vermindering op € 80.000 ⁄ € 85.000 × € 7.972 = € 7.503.

De 180-dagenregeling

Om te voorkomen dat met het doen van schenkingen in het zicht van het overlijden belastingvoordelen worden behaald door het meermaals benutten van vrijstellingen en het laagste schijftarief, wordt een schenking die minder dan 181 dagen voor het overlijden van de schenker is gedaan voor de heffing van erfbelasting bij wijze van fictie aangemerkt als erfrechtelijke verkrijging (artikel 12 SW 1956). De schenking blijft als belastbaar feit voor de heffing van schenkbelasting bestaan. De verkrijging krachtens schenking en de verkrijging krachtens erfrecht zijn immers twee zelfstandige belastbare feiten. De schenkbelasting is geen verrekenbare voorheffing van de erfbelasting, maar wordt op grond van de evenredigheidsmethode verrekend met de erfbelasting (artikel 12, lid 2 jo. artikel 7, lid 2, SW 1956). In artikel 7, lid 2, slot, SW 1956 staat:

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
8 januari 2019
Rolnummer
18/00027
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:21
Auteur(s)
mr. T.C. Hoogwout
Erasmus Universiteit Rotterdam
NLF-nummer
NLF 2019/0247
Aflevering
31 januari 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2235
bwbr0002226&artikel=12,bwbr0002226&artikel=12,bwbr0002226&artikel=7&lid=2,bwbr0002226&artikel=7&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina