Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

A-G IJzerman heeft conclusie genomen naar aanleiding van het beroep in cassatie van X (bv; belanghebbende), tegen de uitspraak van Hof Den Haag van 13 september 2016, 15/00813, ECLI:NL:GHDHA:2016:3047, NLF 2016/0340.

Deze procedure maakt deel uit van een cluster van zeven verwante zaken waarin conclusie is genomen. Bij die conclusies behoort een gemeenschappelijke bijlage (hiervoor opgenomen in deze aflevering, ECLI:NL:PHR:2017:1081, NLF 2017/2783, met noot van Berns). Alle zaken hebben gemeen dat zij, op enigerlei wijze, zien op de vraag of bepaalde fysieke stukken of computerbestanden, zijn aan te merken als ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’.

In deze procedure is in het bijzonder in geschil of het originele aanslagbiljet een op de zaak betrekking hebbend stuk is. Daarbij rijst de vraag of dit, geautomatiseerd aangemaakte, stuk is aan te merken als een stuk dat de Inspecteur ter beschikking staat of heeft gestaan. Vervolgens gaat het inhoudelijk met name om de standaard rechtsmiddelenverwijzing op de gedrukte achterkant van het aanslagbiljet. Was die er, en zo ja, was die adequaat te achten?

X heeft op 5 juni 2012 aangifte vpb over het belastingjaar 2010 gedaan, naar een belastbaar bedrag van negatief € 269.005. Ten aanzien van het jaar 2010 gold de zogenoemde verruimde achterwaartse verliesverrekening van artikel 20, lid 10, Wet VpB (tekst: 2010). Ingevolge dit artikel konden fiscale verliezen drie jaar, in plaats van de gebruikelijke termijn van één jaar, achterwaarts worden verrekend met winsten uit voorgaande jaren. In de aangifte 2010 is per abuis geen beroep gedaan op de verruimde achterwaartse verliesverrekening. Dat is door X pas in 2013 geconstateerd in een overleg met haar adviseur. Deze heeft bij brief van 27 augustus 2013 verzocht om het verlies van 2010 te verrekenen met de winsten van de jaren 2007 en 2008. Deze brief is door de Inspecteur opgevat als bezwaar tegen de aanslag vpb 2010. Het bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.

In hoger beroep heeft X gesteld dat voor de termijn waarbinnen herstel kan plaatsvinden, geen aansluiting moet worden gezocht bij het onherroepelijk worden van de aanslag, maar bij het onherroepelijk worden van de verliesverrekeningsbeschikking waarin naar voren komt dat de verruimde achterwaartse verliesverrekening niet heeft plaatsgevonden. Het Hof heeft deze stelling niet aanvaard. Voorts heeft X gesteld dat geen rechtsmiddelenclausule op het aanslagbiljet was vermeld en dat de Rechtbank ten onrechte de bewijslast dienaangaande bij X heeft gelegd. In dit verband heeft zij aangevoerd dat het aanslagbiljet een op de zaak betrekking hebbend stuk is in de zin van artikel 8:42 Awb en dat de Inspecteur niet heeft voldaan aan de in deze bepaling neergelegde verplichting tot inzending van dat stuk.

Het Hof heeft echter geoordeeld dat X – die in het kader van haar verweer dat de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is, daarvan de bewijslast draagt – niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een aanslagbiljet zonder rechtsmiddelenverwijzing heeft ontvangen. Ter zitting bij het Hof heeft de Inspecteur gesteld het originele aanslagbiljet niet te kunnen overleggen, omdat hij daar niet over beschikt, noch over kan beschikken. Die verklaring heeft het Hof geloofwaardig geacht. Daarom kan volgens het Hof niet worden gezegd dat de Inspecteur, door geen afschrift van de originele aanslag over te leggen, niet heeft voldaan aan de in artikel 8:42 Awb opgenomen verplichting. X heeft zelf slechts een afschrift van de voorzijde van het originele aanslagbiljet overgelegd. Het Hof heeft het vermoeden gerechtvaardigd geacht dat de door X ontvangen aanslag, een voorbedrukte achterkant met rechtsmiddelenclausule bevat. X is er naar het oordeel van het Hof niet in geslaagd dit bewijsvermoeden te ontzenuwen. Aangaande de stelling van X dat, mocht het aanslagbiljet wel een rechtsmiddelenclausule hebben bevat, deze dan zo onduidelijk was dat hieruit niet kon worden afgeleid dat zij bezwaar had moeten maken, heeft het Hof overwogen dat het de rechtsmiddelenverwijzing als vermeld op een AL660-aanslagbiljet voldoende duidelijk acht.

X is tegen de Hofuitspraak opgekomen in cassatie, onder aanvoering van zes middelen. Volgens de A-G kunnen alle middelen niet tot cassatie leiden, zodat de conclusie ertoe strekt dat het beroep in cassatie van X ongegrond dient te worden verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Instantie
A-G
Datum instantie
25 september 2017
Rolnummer
16/05120
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:1016
Auteur(s)
mr. J. Berns
FT-advocaten
NLF-nummer
NLF 2017/2788
Aflevering
30 november 2017
bwbr0005537&artikel=7:4&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina