Direct naar content gaan

Samenvatting

De gemachtigde van X (belanghebbende) heeft de Inspecteur namens X verzocht om een standpuntbepaling inzake de vervreemding van aandelen in B (bv) in 2016. Daarbij is voorgesteld om het vervreemdingsvoordeel vast te stellen op € 501.000. Op 10 september 2018 heeft de Inspecteur zich akkoord verklaard met het voorstel met betrekking tot de omvang van het vervreemdingsvoordeel.

X heeft geen aangifte IB/PVV 2016 gedaan. De Inspecteur heeft een ambtshalve aanslag IB/PVV opgelegd. Het inkomen uit aanmerkelijk belang heeft hij hierin vastgesteld op € 0.

Met dagtekening 3 juni 2020 heeft de Inspecteur een navorderingsaanslag opgelegd, waarin het inkomen uit aanmerkelijk belang is vastgesteld op € 483.000.

Volgens Hof Den Haag is sprake van een beoordelingsfout die aan navordering op grond van artikel 16, lid 2, aanhef en onderdeel c, AWR in de weg staat. X was echter te kwader trouw, zodat de Inspecteur op die grond mag navorderen.

Volgens A-G Koopman betoogt X in cassatie terecht dat de navorderingsaanslag niet kan steunen op kwade trouw van X. De aanslag kan echter wel steunen – zoals de staatssecretaris in het incidentele cassatieberoep terecht betoogt – op de gemaakte kenbare fout. De beslissing van het Hof om de navorderingsaanslag in stand te laten kan daarom in stand blijven. Dit leidt tot het – toch wel enigszins opmerkelijke – gevolg dat zowel middel III van het principale cassatieberoep van X als het (enige) middel in het incidentele cassatieberoep, hoewel terecht voorgesteld, niet tot cassatie kunnen leiden.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
A-G
Datum instantie
26 april 2024
Rolnummer
23/03413
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:466
Auteur(s)
dr. H.M. Roose
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2024/1297
Aflevering
4 juni 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6430
bwbr0002320&artikel=16,bwbr0002320&artikel=16

Naar de bovenkant van de pagina