Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) was samen met zijn broer vanaf 2 mei 2011 bestuurder van A (bv). Deze vennootschap exploiteerde een uitzendbureau. De uitzendkrachten waren hoofdzakelijk werkzaam in de infrastructuur en bij metaalbedrijven. A is in 2015 failliet verklaard.

X is evenals zijn broer aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffingen 2011 tot en met 2013 die zijn opgelegd aan A en de daarbij opgelegde vergrijpboete.

Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat het niet betalen van de belastingschuld het gevolg is van aan X te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur.

Het Hof acht aannemelijk dat A met de overdracht van de uitzendactiviteiten heeft besloten haar activiteiten te beëindigen. Nu A niet in staat was al haar schuldeisers te voldoen en A betalingen heeft verricht aan schuldeisers die gelieerd zijn aan haarzelf, is sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De aansprakelijkstelling is terecht, maar is wel verminderd omdat de naheffingsaanslagen tot te hoge bedragen zijn vastgesteld.

X heeft cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dat gegrond. Het Hof heeft zijn oordelen, op basis waarvan het heeft geconcludeerd dat sprake is van onbehoorlijk bestuur, ontoereikend gemotiveerd.

Het Hof heeft ook ontoereikend gemotiveerd dat aan A terecht een vergrijpboete is opgelegd ten aanzien van aan de werknemers toegekende kilometervergoedingen. Dat de gemaakte fouten voor een groot deel door X zelf zijn erkend en dat het gaat om hoge bedragen aan kilometervergoedingen, rechtvaardigt niet de conclusie dat A met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld, dat wil zeggen dat zij wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat zij te weinig loonheffing op aangifte zou afdragen en dat zij die kans bovendien bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).

Voor zover de vergrijpboete betrekking heeft op correcties wegens ten onrechte als kostenvergoedingen aangemerkte loonbestanddelen, heeft het Hof geoordeeld dat deze terecht is opgelegd. In dat kader heeft het Hof mede verwezen naar zijn oordelen over nettoloonafspraken. Als gevolg van de door A gekozen manier van werken is opzettelijk te weinig loonheffing ingehouden en afgedragen, aldus het Hof. Het Hof is hierbij niet van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan, overweegt de Hoge Raad.

De zaak is verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden.

De Hoge Raad merkt hierbij op dat het verwijzingshof ook moeten beslissen of het belopen van de boete aan X is te wijten. Daarbij heeft te gelden dat pas van een dergelijk verwijt kan worden gesproken als het aan opzet of grove schuld van de aansprakelijkgestelde is te wijten dat te weinig belasting is geheven. Het daarvoor door de Ontvanger te leveren bewijs dient te voldoen aan de maatstaf als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 8 april 2022 (20/02638, ECLI:NL:HR:2022:526, r.o. 3.2).

Metadata

Rubriek(en)
Invordering
Belastingtijdvak
2011-2013
Instantie
HR
Datum instantie
10 februari 2023
Rolnummer
21/00525
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:182
Auteur(s)
J.H.P.M. Raaijmakers
Raaijmakers Belastingadvies en Educatie
NLF-nummer
NLF 2023/0417
Aflevering
23 februari 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5621
bwbr0002320&artikel=67f&lid=1,bwbr0004770&artikel=32,bwbr0004770&artikel=36,bwbr0004770&artikel=32,bwbr0004770&artikel=36

Naar de bovenkant van de pagina