Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft voor de maanden augustus 2016 tot en met januari 2017 op aangifte BPM voldaan, waartegen hij tevens bezwaar heeft gemaakt. De Inspecteur heeft voor een aantal auto’s teruggaaf verleend omdat hij alsnog is uitgegaan van een marge-auto in plaats van een btw-auto. Om deze reden heeft hij de handelsinkoopwaarde verminderd met 5%. De Inspecteur heeft hierbij geen rente vergoed over de teruggaaf van BPM.

X stelt in deze procedure dat bij de waardebepaling van de auto dient te worden uitgegaan van de waarde van een in Nederland aanwezige ex-huurauto.

Alleen indien de ingevoerde auto een ex-huurauto betreft, acht Rechtbank Noord-Nederland het geboden dat ook bij de waardebepaling wordt aangesloten bij referentieauto’s met een huurverleden. Hierbij rust op X de last aannemelijk te maken dat de ingevoerde auto een ex-huurauto betreft. Aan deze bewijslast heeft X op geen enkele wijze voldaan.

De Rechtbank oordeelt verder dat X in de zaken ten aanzien van de bezwaren die hebben geleid tot een teruggaaf van BPM op grond van artikel 30ha, lid 2, AWR recht heeft op vergoeding van belastingrente. Het is aan de Ontvanger om te beoordelen of er – naast de door de Inspecteur te vergoeden belastingrente - grond is voor vergoeding van invorderingsrente.

Voor een integrale vergoeding van proceskosten is geen aanleiding, aldus de Rechtbank.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2016-2017
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum instantie
25 juli 2018
Rolnummer
17/4393 e.a.
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2018:2926
NLF-nummer
NLF 2018/1719
Aflevering
9 augustus 2018
bwbr0002320&artikel=30ha&lid=2,bwbr0002320&artikel=30ha&lid=2,bwbr0005806&artikel=10,bwbr0005806&artikel=10

Naar de bovenkant van de pagina