Direct naar content gaan

Samenvatting

X (nv, belanghebbende) staat aan het hoofd van een internationaal concern. Haar bestuur wordt gevormd door de Executive Board of Directors (hierna: de Board). A en B hebben deel uitgemaakt van de Board. A is een Fransman en kwam tot uiterlijk oktober 2014 in aanmerking voor toepassing van de 30%-regeling. De arbeidsovereenkomsten van A en B zijn in 2011 respectievelijk 2012 beëindigd.

In deze procedure is in geschil of terecht pseudo-eindheffing als bedoeld in artikel 32bb Wet LB 1964 is geheven over aan A en B verstrekte vertrekvergoedingen en bonussen.

Volgens Rechtbank Gelderland en in hoger beroep Hof Arnhem-Leeuwarden is dat het geval.

Het standpunt van X dat sprake is van strijd met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM, met internationale discriminatieverboden en met het systeem van de wet, wordt verworpen. Er is ook geen strijd met artikel 6 EVRM. Ten aanzien van A is het heffingsrecht voorts aan Nederland toegewezen. Van strijd met de in het Verdrag Nederland-Frankrijk vervatte goede trouw is geen sprake.

Het hoger beroep van X is alleen gegrond ten aanzien van toepassing van de 30%-regeling.

Het Hof volgt het standpunt van X dat het wettelijk loonbegrip voor het jaar waarin de pseudo-eindheffing plaatsvindt, ook geldt voor de bepaling van het toetsloon in de zin van artikel 32bb Wet LB 1964. Voor dat geval is tussen partijen niet in geschil dat de 30%-vergoeding, anders dan de Rechtbank heeft geoordeeld, bij het loon opgeteld moet worden. Het Hof volgt partijen hierin nu deze opvatting niet getuigt van een onjuiste rechtstoepassing. Tussen partijen is dan niet in geschil dat de pseudo-eindheffing over de jaren 2011 en 2012 dient te worden verminderd. Het Hof volgt in dit verband de berekeningen van X.

Loonbegrip en gerichte vrijstellingen

Het Hof komt tot het oordeel dat een gerichte vrijstelling (in deze casus betrof dat de 30%-regeling) tot het loon van artikel 10 Wet LB 1964 behoort. Het Hof oordeelt daarmee anders dan de Rechtbank in deze procedure die heeft aangegeven (zie r.o. 42) dat gerichte vrijstellingen geen deel uitmaken van het loonbegrip. Opmerkelijk is overigens dat zowel de belastingplichtige als de Inspecteur van mening is dat de gerichte vrijstellingen wel tot het loon behoren. Het is dan ook geen geschilpunt als zodanig te noemen. Wat is de reden dat ik dit aspect toch graag aan de orde stel?

De vraag of het loonbegrip is gewijzigd bij de introductie van de werkkostenregeling (WKR) is een principiële. Daarnaast is deze vraag niet enkel theoretisch, maar ook voor de praktijk relevant. Zo is het direct relevant voor het toetsloon voor de excessieve vertrekvergoeding, maar ook voor loonafhankelijke regelingen, zoals het pensioengevend loon.

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2011-2013
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
19 september 2017
Rolnummer
16/00660 t/m 16/00663
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:8189
Auteur(s)
mr. S. Spauwen
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2017/2408
Aflevering
19 oktober 2017
Judoreg
NFB831
bwbr0002471&artikel=32bb,bwbr0002471&artikel=32bb&lid=1,bwbr0002471&artikel=32bb

Naar de bovenkant van de pagina