Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Rijnvarende X (belanghebbende) heeft in de aangiften IB/PVV voor de jaren 2011 tot en met 2013 verzocht om vrijstelling voor premies volksverzekeringen. De Inspecteur heeft de vrijstelling niet verleend.

Van X zijn in Luxemburg socialeverzekeringspremies geheven. Van X worden ook in Nederland premies volksverzekeringen geheven. Sinds 1 mei 2010 zijn Unierechtelijke procedurevoorschriften erop gericht te voorkomen dat twee of meer lidstaten van dezelfde persoon sociale verzekeringspremies heffen. Daartoe moeten lidstaten met elkaar in overleg treden en in overleg tot het oordeel komen in welke lidstaat een persoon verzekerings- en premieplichtig is. Van een dergelijke vereiste loyale samenwerking tussen Nederland en Luxemburg blijkt in de onderhavige zaak niets, aldus Hof Den Bosch.

De Belastingdienst stelt niet het bevoegde orgaan te zijn om in overleg te treden met Luxemburg en heft de premie volksverzekeringen ongeacht of in Luxemburg al is geheven. De SVB is wel het bevoegde orgaan om in overleg te treden met Luxemburg, maar omdat zij in Nederland niet over de heffing gaat treedt zij niet in overleg met Luxemburg om de aldaar reeds geheven sociale verzekeringspremies door Luxemburg aan Nederland op de voet van artikel 73 Toepassingsverordening te laten betalen en deze Luxemburgse premies (door de Belastingdienst) te (laten) verrekenen met de aanslag. Aldus wordt X in Nederland geconfronteerd met een dubbele heffing.

Aangezien de Belastingdienst, SVB noch politiek lijken te kunnen komen tot naleving van de sinds 1 mei 2010 geldende Unierechtelijke verplichting om dubbele heffing te voorkomen, is het Hof van oordeel dat de Belastingrechter deze impasse dient te doorbreken. Het Hof vermindert de aanslagen voor de in Nederland geheven premie volksverzekeringen met de bedragen die geacht worden in Luxemburg te zijn geheven. Het gaat hierbij om de periode van 1 april 2012 tot en met 31 december 2013.

Voor de periode tot 1 april 2012 heeft de SVB een besluit genomen dat het oude Rijnvarendenverdrag van toepassing is, omdat X in Zwitserland heeft gevaren. Het Rijnvarendenverdrag voorziet niet in eenzelfde soort dwingende regeling als opgenomen is in de Toepassingsverordening om de verzekerings- en premieplicht van werknemers die werken in twee of meer staten vóóraf te coördineren en/of een dubbele heffing achteraf ongedaan te maken door verrekening in Nederland van in een andere lidstaat reeds geheven premies sociale verzekeringen.

Het Hof gaat er (vooralsnog) van uit dat X over de periode 1 januari 2011 tot en met 31 maart 2012 verzekerings- en premieplichtig is in Nederland voor de volksverzekeringen op basis van het Rijnvarendenverdrag met uitsluiting van Verordening 1408/71.

De Centrale Raad van Beroep heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in een vergelijkbare zaak (CRvB 28 augustus 2019, 18/3416 e.a., ECLI:NL:CRVB:2019:2817, NLF 2019/2039, met noot van Van de Ven).

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2011-2013
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
28 augustus 2019
Rolnummer
17/00725 t/m 17/00727
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:3141
NLF-nummer
NLF 2019/2063
Aflevering
12 september 2019

Naar de bovenkant van de pagina