Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft gebruikgemaakt van een verhuurconstructie, die is bedacht door A en B, destijds werkzaam bij belastingadvieskantoren. Bij de constructie laat een particulier of zijn F (de particulier is middellijk eigenaar van de F) een jacht bouwen bij een werf in Europa. Zodra het jacht gereed is, wordt het overgevaren naar een plek buiten de EU. De eigendom van het jacht wordt door de werf overgedragen aan de F. De F verhuurt het jacht op haar beurt aan een onafhankelijk charterbedrijf. Het charterbedrijf verhuurt het jacht vervolgens aan X. Na invoer in de EU verhuurt X het jacht tegen een extreem lage prijs aan een particulier. Bij aankomst van het jacht in Nederland geeft X het jacht onder haar eigen naam ten invoer aan. X beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 23 Wet OB 1968. De verschuldigde btw wegens invoer en de daarbij behorende aftrek worden door X aangegeven op dezelfde btw-aangifte. X voldoet de over de huursom van het jacht verschuldigde btw op aangifte.

De Inspecteur stelt dat bij de verhuurconstructie sprake is van misbruik van recht. Hij heeft aan X naheffingsaanslagen OB opgelegd voor jachten (en een helikopter) die onder de constructie zijn gebracht.

In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.

Hof Arnhem-Leeuwarden acht evenals Rechtbank Gelderland sprake van misbruik van recht. De handeling die in het onderhavige geval het belastingvoordeel teweegbrengt en misbruik vormt, is het verhuren van de jachten door X voor een kunstmatig laag bedrag aan de middellijk eigenaren. Indien deze handeling wordt geherdefinieerd, zal X de omzetbelasting wegens invoer van de jachten niet in aftrek kunnen brengen. De naheffingsaanslagen, die betrekking hebben op de door X ten onrechte in aftrek gebrachte voorbelasting, zijn daarmee terecht opgelegd.

Het beroep op gewekt vertrouwen wordt verworpen. Er is ook geen sprake van schending van het Unierechtelijk verdedigingsbeginsel, aldus het Hof. Mocht daarvan wel sprake zijn, kan dit niet tot vernietiging van de naheffingsaanslagen leiden, omdat X niet heeft gesteld of onderbouwd dat de procedure zonder deze onregelmatigheid een andere afloop had kunnen hebben.

Voor de jeugdige lezertjes is het wellicht goed om allereerst te schetsen dat vóór het Halifax-arrest vrij algemeen de (wat naïeve) idee bestond dat de omzetbelasting amoreel was, en btw-besparende structuren voor niet-aftrekgerechtigde partijen (waaronder ziekenhuizen, scholen en gemeentes maar ook particulieren) als zodanig vrijwel resistent waren voor leerstukken als misbruik van recht en fraus legis. Inmiddels is de onjuistheid van dat idee gemeengoed en doet de problematiek van onderhavige zaak bijna archaïsch aan: het lijkt nu ondenkbaar dat gerenommeerde adviseurs open en bloot de markt op gaan om onder de naam ‘VAT Deferment Structure for Luxury Yachts. The Solution!’ aan rijke particulieren een ingewikkelde structuur te verkopen om op de aankoop van peperdure plezierjachten die in privé zullen worden gebruikt, nagenoeg geen btw te laten drukken. Dat Hof Arnhem-Leeuwarden in onderhavige zaak tot het oordeel komt dat sprake is van het behalen van een belastingvoordeel dat in strijd is met doel en strekking van de Btw-richtlijn, en dat belastingvoordeel bovendien het wezenlijke doel van de gekozen handelingen vormt en dus sprake is van misbruik van recht, mag dan ook niet bevreemden. Mede gezien het aan deze zaak gerelateerde arrest, met betrekking tot de douaneverplichtingen waarin de Hoge Raad er ‘veronderstellenderwijs’ van uitgaat dat de invoer van de jachten plaatsvindt binnen het kader van een samenstel aan (rechts)handelingen dat misbruik van recht vormt, lijkt een eventuele cassatie op dit punt weinig hoopvol voor belanghebbende.

Wat in onderhavige zaak met name opvalt, is dat het misbruik van recht naar de opvatting van het Hof wordt gepleegd door belanghebbende, door aftrek te claimen van de btw die bij de invoer van het jacht verschuldigd wordt. Dat valt op, omdat het uiteindelijk belastingvoordeel wordt genoten door de rijke particulier, voor wie belanghebbende feitelijk slechts (zij het doelbewust) de kastanjes uit het vuur haalt. Kennelijk rekent het Hof erop dat de rekening van deze niet-aftrekbare invoer-btw uiteindelijk toch bij de particulier eindigt, op basis van de afspraken tussen belanghebbende en de particulieren.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2003-2005
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
27 november 2018
Rolnummer
17/00423 t/m 17/00426
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:10301
Auteur(s)
prof. dr. S.B. Cornielje
PwC/Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2019/0068
Aflevering
10 januari 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2104
bwbr0002629&artikel=23,bwbr0002629&artikel=23

Naar de bovenkant van de pagina