Op 7 juli 2021 is de conclusie verschenen van de staatsraden advocaat-generaal Wattel en Widdershoven op verzoek van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (NLF 2021/1687). De conclusie gaat in op de vraag op welke wijze de bestuursrechter bestuurlijke maatregelen moet toetsen en wat daarbij de betekenis is van het evenredigheidsbeginsel. De conclusie heeft tevens betekenis voor het fiscale bestuursrecht, ook al gaat het in de conclusie om een drietal bestuursrechtelijke zaken.
Dit artikel is het derde deel van een vierluik waarin de volgende invalshoeken achtereenvolgens aan de orde komen:
- het perspectief van de rechterlijke macht (door Wendy van Roij in NLF-W 2021/0040);
- het perspectief van de wetenschap (door Edward Pechler in NLF-W 2021/0041);
- het perspectief van de fiscale advocatuur (door Roel Kerckhoffs in deze bijdrage);
- het perspectief van de toezichthouder (door Jordy Baron en Eric Poelmann in NLF-W 2021/0043).
Met dit vierluik wordt een vooruitblik gegeven op de betekenis van het evenredigheidsbeginsel in het belastingrecht.
In de uitnodiging van de redactie om een reflectie vanuit de fiscale advocatuur te schrijven over de conclusie van staatsraden advocaat-generaal Widdershoven en Wattel
Feit is dat deze conclusie in de media en de vakliteratuur met veel gejuich is ontvangen. Mijn verklaring voor deze positieve waardering is dat de juridische wereld na alle narigheid die was komen bovendrijven in de Toeslagenaffaire wel toe was aan een positief geluid. Een aantal commissies