Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft aangifte BPM gedaan voor een auto die oorspronkelijk is geproduceerd in Duitsland voor de Canadese markt. Het betreft een benzineauto. De eerste registratie van de auto in Canada heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2013.

De auto is naar Nederland geïmporteerd en op 3 mei 2019 geregistreerd in het Nederlandse kentekenregister. Voor de berekening van de BPM heeft X in de aangifte gebruikgemaakt van een taxatierapport. Daarin is uitgegaan van een CO2-uitstoot van 283 gram per kilometer.

De Inspecteur heeft BPM nageheven. X heeft daarop beroep en hoger beroep ingesteld.

Hij heeft ook in hoger beroep betoogd dat voor de berekening van de door hem verschuldigde BPM dient te worden uitgegaan van een lagere CO2-uitstoot en een hogere afschrijving. Alle door X ingenomen standpunten zijn gebaseerd op de vooronderstelling dat het bepaalde in artikel 110 VWEU van toepassing is op de verwerving van de auto door X. Volgens Hof Amsterdam is X echter niet geslaagd in de op hem rustende bewijslast dat de auto kan worden aangemerkt als een ‘product van de overige lidstaten’ als bedoeld in artikel 110 VWEU. Het hoger beroep is reeds daarom ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
20 september 2022
Rolnummer
21/00363
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:2760
NLF-nummer
NLF 2022/1951
Aflevering
6 oktober 2022
bwbv0001506&artikel=110,bwbv0001506&artikel=110

Naar de bovenkant van de pagina