Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) behoort tot een internationaal opererend concern. Haar activiteiten bestaan voornamelijk uit het houden van deelnemingen in groepsvennootschappen. Zij houdt alle aandelen in A, een in Zwitserland gevestigde vennootschap. De enige aandeelhouder van X is B, gevestigd in de Verenigde Staten.

Op 1 juli 2011 heeft A besloten tot uitkering van een dividend van (afgerond) CHF 104 miljoen aan X.

Op 4 augustus 2011 is het dividend overgedragen, eerst door A aan X, vervolgens door X aan B.

In haar aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2011 heeft X beide dividenden verantwoord voor een bedrag van (afgerond) € 95.439.112, naar de koers op 4 augustus 2011 (CHF 1 = € 0,91768377). X voert haar financiële administratie en doet aangifte vennootschapsbelasting in euro’s.

Volgens de Inspecteur moet het dividend worden gewaardeerd tegen de koers op 1 juli 2011 (CHF 1 = € 0,81519524) resulterend in een dividend ten bedrage van € 84.780.305.

Hij heeft op grond daarvan een valutaresultaat uit hoofde van het dividend in aanmerking genomen van (€ 95.439.112 – € 84.780.305 =) € 10.658.807 en heeft aan X voor dit bedrag een navorderingsaanslag opgelegd.

Rechtbank Noord-Holland heeft de Inspecteur in het gelijk gesteld. Naar het oordeel van de Rechtbank is goed koopmansgebruik maatgevend. Dit brengt mee dat een aandeelhouder een dividend in beginsel in aanmerking moet nemen op het moment dat zijn recht daarop ontstaat.

Tegen dit oordeel heeft X hoger beroep ingesteld bij Hof Amsterdam, maar het Hof bevestigt echter het oordeel van de Rechtbank.

Het recht op dividend is op 1 juli 2011 tot het vermogen van X gaan behoren, met dien verstande dat na dat tijdstip eventuele waardeveranderingen van het recht niet meer als een voordeel uit hoofde van de deelneming in A kan worden aangemerkt.

Er zijn ook geen feiten en omstandigheden gesteld of aannemelijk geworden op grond waarvan het op 1 juli 2011 aan X toegekende recht op dividend ten gevolge van een met de deelneming verband houdende oorzaak niet naar Nederland had kunnen worden overgemaakt.

Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2011
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
15 juni 2021
Rolnummer
20/00352
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:1765
Auteur(s)
drs. M.J.A.M. van Gijlswijk
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2021/1763
Aflevering
16 september 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4533
bwbr0002672&artikel=8,bwbr0002672&artikel=13,bwbr0011353&artikel=3.25,bwbr0002672&artikel=8,bwbr0002672&artikel=13

Naar de bovenkant van de pagina