Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft zich op 30 juni 2014 vrijwillig gemeld bij de Belastingdienst en alsnog opgave gedaan van over de jaren 2003 tot en met 2007 niet eerder aangegeven buitenlands vermogen.

De Inspecteur heeft aanvullende informatie verzocht over de aanvangswaarde van het bedrag op de buitenlandse bankrekening (€ 695.900). X heeft niet aan dit verzoek voldaan. Volgens de Inspecteur is niet onaannemelijk dat het bedrag (gezien de omvang en de verdiencapaciteit van X) afkomstig is uit de coffeeshop van de partner van X en is verdiend in de jaren 2003 tot en met 2007.

In geschil is of de Inspecteur voor de belastingjaren 2004 tot en met 2007 terecht informatiebeschikkingen heeft afgegeven. De informatiebeschikking voor 2003 is niet langer in geschil.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de Inspecteur met het nemen van de informatiebeschikkingen de grenzen van de redelijkheid heeft overschreden. De Rechtbank acht niet onaannemelijk dat de informatiebeschikkingen zijn opgelegd als drukmiddel. Nog daargelaten de vraag of eventuele verzwegen omzet van de coffeeshop over de betreffende jaren nog nagevorderd zou kunnen worden (zie HR 16 maart 2018, 17/01663, ECLI:NL:HR:2018:303, NLF 2018/0760, met noot van Berns), betreft dit een mogelijk heffingsbelang bij de partner van X, maar niet ten aanzien van X zelf. Pas ter zitting heeft de Inspecteur een uiterst summier omschreven heffingsbelang ten aanzien van X zelf gegeven. Bovendien was omkering en verzwaring van de bewijslast reeds aan de orde vanwege het niet doen van de vereiste aangifte. De Inspecteur heeft ter zitting toegegeven dat het nemen van een informatiebeschikking dan niet past binnen het voorschrift van de interne richtlijn van de Belastingdienst (brief van 16 oktober 2016 van de staatssecretaris van Financiën, 2016-0000158067). De informatiebeschikkingen over de jaren 2004 tot en met 2007 worden vernietigd.

In deze uitspraak maakt de belastingplichtige gebruik van de inkeerregeling om het saldo van haar Zwitserse bankrekeningen alsnog op te geven. Vervolgens vraagt de Belastingdienst naar de herkomst van dit saldo en bij afwezigheid van een antwoord van belastingplichtige, legt de Belastingdienst een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, lid 1, AWR op. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de informatiebeschikking terecht is opgelegd.

De Rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is nu:

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2004-2007
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
1 oktober 2018
Rolnummer
16/4164 t/m 16/4167
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2018:4168
Auteur(s)
mr. I. de Roos
Van Bavel advocaten
NLF-nummer
NLF 2018/2346
Aflevering
8 november 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1935
bwbr0002320&artikel=52a,bwbr0002320&artikel=52a

Naar de bovenkant van de pagina