Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Rijnvarende X (belanghebbende) is zowel in 2012 als 2013 het gehele jaar in dienstbetrekking bij A (Ltd.), gevestigd te Cyprus. De SVB heeft ten aanzien van X een E101-verklaring verstrekt, gedagtekend 18 augustus 2014, waarin de SVB verklaart dat gedurende de periode 1 december 2009 tot en met 30 juni 2015 de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving als toepasselijke wetgeving heeft te gelden. In de beschikking is A genoemd als werkgever.

Bij Hof Den Haag is in hoger beroep in geschil of X in 2012 en 2013 in Nederland is verzekerd en premieplichtig is voor de Nederlandse volksverzekeringen. Meer in het bijzonder is de gebondenheid aan de E101-verklaring van de SVB in geschil.

Het Hof oordeelt dat X in Nederland verzekerd en premieplichtig is voor de volksverzekeringen. De Nederlandse belastingrechter is aan de verklaring, hoewel nog niet onherroepelijk, gebonden zolang deze niet is ingetrokken. Het Hof verwijst hierbij naar de conclusie van A-G Niessen van 2 augustus 2018, 18/01620, ECLI:NL:PHR:2018:840.

Rechtbank Den Haag heeft het verzoek om immateriële schadevergoeding voor de lange duur van de bezwaarfase terecht afgewezen omdat de gemachtigde heeft ingestemd met het verzoek van de Inspecteur uitstel te verlenen voor het doen van uitspraak op bezwaar (art. 7:10 Awb). Alsdan is sprake van een bijzondere omstandigheid die de redelijke termijn verlengt.

De Hoge Raad heeft op het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (18/04500)

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2012-2013
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
2 oktober 2018
Rolnummer
18/00534 en 18/00535
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2018:2617
NLF-nummer
NLF 2018/2212
Aflevering
18 oktober 2018

Naar de bovenkant van de pagina