Direct naar content gaan

Samenvatting

In dit derde cassatieberoep betoogt X (belanghebbende) dat de redelijke termijn voor berechting in een boetezaak in totaal maximaal zes jaren mag omvatten, te rekenen vanaf de datum van aankondiging van een boete.

Verwijzingshof Den Bosch (tweede verwijzingsarrest) had, uitgaande van de datum van aankondiging van de vergrijpboete, daarom moeten uitgaan van een overschrijding van de redelijke termijn met zeven maanden en had dus niet een vermindering van de boete van 5% maar van 10% moeten toepassen, aldus X.

De Hoge Raad oordeelt dat voor de beantwoording van de vraag of de redelijke termijn van de berechting van een fiscale boetezaak is overschreden, aansluiting moet worden gezocht bij de uitgangspunten die de Hoge Raad heeft neergelegd in het in een fiscale boetezaak gewezen arrest van 22 april 2005 (37.984, ECLI:NL:HR:2005:AO9006) en bij de uitgangspunten die de Hoge Raad in aanvulling daarop heeft neergelegd in het overzichtsarrest van 19 februari 2016 (14/03907, ECLI:NL:HR:2016:252). Uit die arresten volgt dat – in het licht van de rechtspraak van het EHRM – bij de beoordeling of de in aanmerking te nemen termijn als een redelijke termijn is aan te merken, niet alleen moet worden gelet op de verschillende in die periode doorlopen fasen van de procesgang afzonderlijk, maar ook op de duur van de totale procedure (vgl. r.o. 4.4 van het arrest van 22 april 2005, en r.o. 3.3.3 van het overzichtsarrest).

De Hoge Raad oordeelt per saldo dat het betoog van X uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting en dat het verwijzingshof Den Bosch de boete terecht met 5% heeft verminderd tot een bedrag van € 10.209.

Overzichtsarresten overschrijding redelijke termijn

Op 22 april 2005 formuleerde de Hoge Raad in een arrest algemene regels over de gevolgen van overschrijding van de redelijke termijn in boetezaken. Nadat de Hoge Raad op 10 juni 2011 had aanvaard dat op verzoek een immateriële schadevergoeding wordt toegekend indien de procedure over een belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd, zijn er de nodige arresten gewezen waarin allerhande regels zijn opgenomen over het recht op deze vergoeding. Door de vele rechtspraak over dit vraagstuk was door de bomen het bos nauwelijks meer te zien. In het arrest van 19 februari 2016 heeft de Hoge Raad een overzicht gegeven van zijn oordelen over de immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in belastingzaken voor zover het niet om een bestuurlijke boete gaat. Voor beantwoording van de vraag of de redelijke termijn voor de beslechting van het geschil is overschreden, is aangesloten bij de uitgangspunten die zijn neergelegd in het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad van 22 april 2005. Na het wijzen van voornoemde overzichtsarresten is de stroom van jurisprudentie over dit onderwerp niet opgedroogd. Er blijven nieuwe (deel)vragen rijzen. Zo ook in deze zaak.

De onderhavige zaak

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2006-2009
Instantie
HR
Datum instantie
21 juni 2019
Rolnummer
18/03315
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:1009
Auteur(s)
mr. C.M. Bergman
Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn
NLF-nummer
NLF 2019/1543
Aflevering
11 juli 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2585
bwbr0002320&artikel=67f,bwbr0002320&artikel=67f,bwbr0005537&artikel=8:74&lid=2,bwbr0005537&artikel=8:75&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina