Direct naar content gaan

Samenvatting

De Inspecteur heeft eind 2015 renseignementen ontvangen betreffende Nederlandse rekeninghouders bij de UBS bank in Zwitserland. De Inspecteur heeft X als rekeninghouder van een rekening bij UBS geĂŻdentificeerd. Omdat X en haar echtgenoot Y niet hebben voldaan aan het verzoek om informatie over de rekening te verstrekken, is aan X-Y (belanghebbenden) een informatiebeschikking gegeven voor de jaren 2003 tot en met 2014.

In geschil is of de informatiebeschikking, voor zover deze ziet op de jaren 2004 tot en met 2014, terecht is gegeven.

De Inspecteur kon zich volgens Rechtbank Den Haag in redelijkheid op het standpunt stellen dat X houder van een UBS-rekening was/is en dat de door hem gevraagde informatie van belang kon zijn voor de belastingheffing ten aanzien van X. Nu X voorts als echtgenote op grond van artikel 2.17 Wet IB 2001 gehouden was om aan haar echtgenoot inzicht te geven in haar vermogenspositie, was de Inspecteur gerechtigd om aan X en Y informatie te vragen en om overlegging van gegevens met betrekking tot de rekening te verzoeken.

De termijn voor het vaststellen van een navorderingsaanslag over het jaar 2004 eindigde op 31 december 2016, aldus de Rechtbank. Dit brengt mee dat de door de Inspecteur gevraagde informatie over het jaar 2004 niet meer van belang is voor de belastingheffing over het jaar 2004 en dat de informatiebeschikking, voor zover deze ziet op dat jaar wordt vernietigd. De informatiebeschikking is terecht gegeven voor zover deze ziet op de jaren 2005 tot en met 2014.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2004-2015
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
21 juni 2018
Rolnummer
18/1612 en 18/1614
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2018:9035
NLF-nummer
NLF 2018/1827
Aflevering
23 augustus 2018
bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=52a,bwbr0002320&artikel=52a,bwbr0011353&artikel=2.17,bwbr0011353&artikel=2.17

Naar de bovenkant van de pagina