Samenvatting
De Wet kinderopvang bepaalt dat ouders kinderopvangtoeslag met een terugwerkende kracht van maximaal drie maanden kunnen aanvragen. In twee rechtszaken voerden de ouders bij de grote kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) aan dat zij die beperking in tijd niet terecht vinden. Ze vinden dat ze aan alle voorwaarden voor toeslag voldoen en willen alsnog toeslag over een langere periode. De ABRvS komt echter tot het oordeel dat de Wet kinderopvang hieraan in de weg staat. De wet is duidelijk en kent geen ‘ventiel’. En de wet is zo dwingend geformuleerd dat er geen ruimte is voor een belangenafweging.
De ouders hebben dus geen recht op toeslag over de periode die meer dan drie maanden vóór de aanvraagdatum ligt. Als de Belastingdienst/Toeslagen aan de ouders over die periode te veel kinderopvangtoeslag heeft uitbetaald, dan mag hij terugvorderen wat te veel is betaald. Als de ouders niet aan de standaard (terug)betalingsregeling kunnen voldoen, kunnen zij de Belastingdienst/Toeslagen vragen om een persoonlijke betalingsregeling te treffen, waarbij rekening moet worden gehouden met hun betalingscapaciteit.