Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in zijn aangifte IB/PVV 2015 box 3-bezittingen aangegeven. Hij meent dat de forfaitaire rendementsheffing in het jaar 2015 in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant gaf hem echter geen gelijk.

Ook het hiertegen door X ingestelde hoger beroep wordt door Hof Den Bosch ongegrond verklaard.

Bij de beantwoording van de vraag naar het bestaan van een schending van artikel 1 EP moet niet alleen naar de belastinggrondslag (forfaitair versus haalbaar rendement) worden gekeken, maar ook naar het toepasselijke belastingtarief. Weliswaar is het behalen van een rendement van 4% in 2015 niet haalbaar gebleken, maar een rendement van in ieder geval 1,6% wordt door het Hof wel als haalbaar beschouwd. Materieel is de heffing in box 3, daarvan uitgaande en gelet op het voor inkomen in box 3 geldende tarief van 30%, gelijk aan een forfaitaire regeling met een gefingeerd rendement van 1,6%, welk rendement wordt belast tegen een percentage van 75%. Van een dergelijke heffing kan volgens het Hof niet worden gezegd dat zij ertoe leidt dat belastingplichtigen worden geconfronteerd met een buitensporig zware last. Het Hof is dan ook van oordeel dat van een schending van artikel 1 EP in het onderhavige jaar geen sprake is.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
9 november 2018
Rolnummer
17/00217
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:4633
NLF-nummer
NLF 2019/0259
Aflevering
31 januari 2019
bwbr0011353&artikel=5.2&lid=1,bwbr0011353&artikel=5.2&lid=1,bwbr0011353&artikel=5.3,bwbr0011353&artikel=5.3

Naar de bovenkant van de pagina