Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft de Nederlandse nationaliteit en was in de jaren 2009 tot en met 2012 ingeschreven in het bevolkingsregister van Curaçao. Hij was aandeelhouder en tevens een van de bestuurders van het trustkantoor uit de zaak met nummer 19/02346 (Conclusie van 12 december 2019, 19/02346, ECLI:NL:PHR:2019:1321, NLF 2020/0364). Gelet op aanknopingspunten met Nederland heeft de Inspecteur onderzocht of X in Nederland woonde en dus was aan te merken als binnenlands belastingplichtige. Hij heeft X om informatie verzocht. Nadat correspondentie niet had geleid tot voor de Inspecteur bevredigende reacties van X, heeft de Inspecteur een informatiebeschikking afgegeven, met achttien afzonderlijke vragen.

Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat (a) de gevraagde informatie van belang kan zijn voor de belastingheffing van X, (b) de gevraagde informatie grotendeels niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en (c) X met betrekking tot een groot deel van deze vragen ten onrechte niet heeft voldaan aan het informatieverzoek. Het Hof heeft de informatiebeschikking deels vernietigd.

X heeft cassatieberoep ingesteld. Hij meent dat de door hem desgevraagd reeds gegeven informatie voor de Inspecteur voldoende moet zijn om zijn eventuele belastingplicht te beoordelen. Dat de Inspecteur aanspraak kan maken op meer informatie, ingevolge de Hofuitspraak, acht X een schending van het evenredigheidsbeginsel. In zoverre acht belanghebbende de Hofuitspraak onjuist.

Volgens A-G IJzerman heeft het Hof in afzonderlijke rechtsoverwegingen per vraag ordelijk gemotiveerd waarom het tot een bepaalde beoordeling is gekomen. X heeft in cassatie slechts in algemene termen gesteld dat er toch in meerdere mate sprake zou zijn van schending van het evenredigheidsbeginsel. De A-G acht de door het Hof gemaakte beoordelingen en afwegingen adequaat en voldoende gemotiveerd. Het slechts in algemene termen gestelde middel van X kan daaraan niet afdoen.

Het cassatieberoep is ongegrond, concludeert de A-G.

Informatieverzoek en evenredigheid

In deze zaak ging het om de vraag of de Inspecteur het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden met het vaststellen van de informatiebeschikking waarin belanghebbende, een Antilliaanse nv, wordt verzocht de volledige administratie over de jaren 2007 tot en met 2014 te verstrekken. De Inspecteur wil daarmee vaststellen of belanghebbende aan te merken is als binnenlands belastingplichtig.

Het evenredigheidsbeginsel waar belanghebbende een beroep op doet, verplicht het bestuursorgaan, binnen de ruimte die de wet daarvoor laat, in beginsel alle relevante belangen die door de te nemen beslissing worden geraakt, mee te wegen. Bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel gaat het in principe om de vraag of een evenwicht bestaat tussen de geschade belangen van belanghebbenden en de beoogd gediende belangen van het bestuursorgaan. Deze vraag doet zich niet zelden voor bij informatieverzoeken van de Inspecteur. Naast het feit dat het informatieverzoek van de Inspecteur, op grond van het basisartikel 47 AWR, begrensd is door onder andere de wet, is het verzoek ook begrensd door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en in het bijzonder door het evenredigheidsbeginsel/proportionaliteitsbeginsel.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2009-2012
Instantie
A-G
Datum instantie
11 december 2019
Rolnummer
19/02347
ECLI
ECLI:NL:PHR:2019:1320
Auteur(s)
Khadija Bozia
BNB Advocatuur
NLF-nummer
NLF 2020/0365
Aflevering
13 februari 2020
Judoreg
NFB3048
bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=52a,bwbr0002320&artikel=52a

Naar de bovenkant van de pagina