Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft een 50%-deelneming in een vennootschap. X Inc (Canada) bezit de overige 50% van de aandelen in de vennootschap.X Inc verkoopt haar belang in de vennootschap zonder dat eerst aan X aan te bieden (schending voorkeursrecht). Daarover ontstaat een conflict. De uitkomst daarvan is dat X Inc aan X USD 438.375.000 betaalt. De vraag is of dit bedrag als een voordeel uit hoofde van een deelneming kan worden aangemerkt. Volgens Hof Amsterdam heeft dit bedrag het karakter van een schadevergoeding dat niet onder de deelnemingsvrijstelling valt.

X heeft tegen deze uitspraak cassatieberoep ingesteld, maar volgens A-G Wattel is dit ongegrond.
De schadevergoeding is een vergoeding van de schade veroorzaakt door een contractbreuk. Daarmee vloeit die vergoeding niet of onvoldoende voort ‘uit hoofde van de deelneming’ in de zin van artikel 13, lid 1, Wet VpB 1969. Het Hof heeft met zijn oordeel geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, aldus A-G Wattel.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2010
Instantie
A-G
Datum instantie
2 december 2015
Rolnummer
15/02428
ECLI
ECLI:NL:PHR:2015:2492
bwbr0002672&artikel=13&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina