Direct naar content gaan

Samenvatting

X heeft bij de inbreng van zijn accountantskantoor in een bv in 1997 een zogenoemde gerichte lijfrente bedongen. De uitkeringen zijn reeds ingegaan. X heeft verder tot en met 2009 pensioenrechten opgebouwd bij A bv (pensioen in eigen beheer). X is op 31 december 2014 geëmigreerd naar Frankrijk. De Inspecteur heeft in verband met de emigratie met betrekking tot de pensioen- en lijfrenteaanspraken een conserverende aanslag en een beschikking revisierente opgelegd (artikel 3.136, lid 2 en 3, Wet IB 2001).

X stelt in deze procedure dat het opleggen van de conserverende aanslag in strijd is met de goede verdragstrouw die bij de toepassing en uitleg van het Verdrag Nederland-Frankrijk in acht moet worden genomen.Nadat de Hoge Raad in de zogenoemde 2009-arresten had geoordeeld dat het opleggen van een conserverende aanslag in een dergelijke situatie in strijd is met de goede verdragstrouw, is reparatiewetgeving ingevoerd. De reparatiewetgeving is in beginsel op X van toepassing.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant twijfelt echter of de invoering van de reparatiewetgeving de strijdigheid met de goede verdragstrouw, zoals geconstateerd in de 2009-arresten, wel heeft opgeheven. Of de reparatiewetgeving wel aan haar doel beantwoordt, staat reeds sinds haar invoering ter discussie, maar deze vraag is tot op heden nog niet door de hoogste rechter beantwoord. Over deze kwestie wordt weliswaar – kennelijk – nauwelijks geprocedeerd, maar aannemelijk is dat de kwestie wel een groot aantal mensen aangaat, aldus de Rechtbank. Jaarlijks verhuizen immers vele Nederlanders naar het buitenland. Steeds indien de emigrerende belastingplichtige een pensioenaanspraak of lijfrenteaanspraak heeft en deze belastingplichtige verhuist naar een land waarbij het desbetreffende belastingverdrag met Nederland het exclusieve heffingsrecht ter zake van pensioenen of lijfrente-inkomsten aan de woonstaat toewijst, zal in de regel een conserverende aanslag zoals de onderhavige worden opgelegd.

Gelet op het voorgaande heeft de Rechtbank over deze kwestie prejudiciële vragen voorgelegd aan de Hoge Raad.

De zaak wordt aangehouden.

19 juni-arresten en reparatiewetgeving

In zijn arresten van 19 juni 2009 oordeelde de Hoge Raad dat het opleggen van een conserverende aanslag in verband met pensioen- of lijfrenteaanspraken van een emigrerende pensioengerechtigde in strijd is met de goede verdragstrouw, indien het pensioenartikel respectievelijk het restartikel van het belastingverdrag met de nieuwe woonstaat de heffingsbevoegdheid ter zake van pensioenen respectievelijk lijfrenten bij uitsluiting toewijst aan de nieuwe woonstaat.

Naar aanleiding van deze arresten heeft de wetgever onmiddellijk reparatiewetgeving aangekondigd. Bij wet van 8 juli 2009 is vervolgens artikel 3.136 Wet IB 2001 aangepast per 29 juni 2009, 12.00 uur. De aanpassing van het tweede lid (pensioenen) respectievelijk het derde lid (lijfrenten) van artikel 3.136 Wet IB 2001 komt erop neer dat de belastingfaciliteit die eerder is genoten bij de opbouw van de pensioen- en lijfrenteaanspraken, wordt teruggenomen door het bestanddeel waarop de belastingfaciliteit betrekking had tot het te conserveren inkomen te rekenen. Bij pensioenen betreft dit de pensioenaanspraken die krachtens de omkeerregel niet tot het loon waren gerekend, bij lijfrenten de lijfrentepremies die eerder in aftrek zijn gebracht.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Internationaal belastingrecht
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
9 maart 2017
Rolnummer
16/3350
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:1464
Auteur(s)
dr. mr. M. van Dun
PwC/Universiteit van Amsterdam
NLF-nummer
NLF 2017/0726
Aflevering
6 april 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB394
bwbr0011353&artikel=3.136,bwbr0011353&artikel=3.136

Naar de bovenkant van de pagina