Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) woonde in 2010 in Nederland en werkte in loondienst voor werkgever A (Luxemburg) op een in Nederland geregistreerd schip. Het schip had in 2010 niet de beschikking over een Rijnvaartverklaring.

In geschil is of van X terecht premie volksverzekeringen is geheven.

Rechtbank Gelderland heeft het beroep ongegrond verklaard. X heeft hoger beroep ingesteld.

Hij komt niet op tegen het oordeel van de Rechtbank dat X niet in Luxemburg maar in Nederland is verzekerd, omdat niet aannemelijk is geworden dat A als exploitant van het binnenvaartschip kan worden aangemerkt.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de door de Luxemburgse autoriteiten afgegeven E106-verklaring geen bindende werking heeft voor de Nederlandse autoriteiten. De omstandigheid dat de werkgever ten onrechte Luxemburgse premies heeft ingehouden op het loon van X en deze premies heeft afgedragen aan de Luxemburgse autoriteiten, staat er volgens het Hof niet aan in de weg dat de Belastingdienst de in Nederland verschuldigde premie heft. Voor zover het hoger beroep betrekking heeft op de aanslag is het ongegrond.

Het Hof doet uitspraak ongeveer zes jaar na het instellen van bezwaar. Naar het oordeel van het Hof is de instemming van X met een verlenging van de beslistermijn als bedoeld in artikel 7:10, lid, 4, Awb niet aan te merken als een bijzondere omstandigheid die een langere behandelduur rechtvaardigt. De redelijke termijn (in bezwaar en beroep) is met bijna 24 maanden overschreden. De vergoeding bedraagt vier maal € 500, ofwel € 2.000.

Deze noot heeft tevens betrekking op de gelijkluidende uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van dezelfde datum (NLF 2020/0214).

Hof Arnhem-Leeuwarden doet uitspraak in weer een zaak over de verzekeringsplicht van een Rijnvarende. In deze zaak bij de Rechtbank betwist belanghebbende de Nederlandse verzekeringsplicht. Er bleek in het jaar 2010 geen Luxemburgse exploitant te zijn en ook de poging van belanghebbende om op basis van de aanwijsregels van Verordening 883/2004 de Nederlandse verzekeringsplicht te ontlopen, strandt bij de Rechtbank op de bewijslastverdeling. In het hoger beroep bij het Hof gooit belanghebbende het over een andere boeg.

Heeft de Inspecteur zich te voegen naar afgegeven E106-verklaring?

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2010
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
10 december 2019
Rolnummer
17/00892
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:10718
Auteur(s)
mr. drs. G.A.M. van de Ven
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2020/0175
Aflevering
16 januari 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB2998
bwbr0017745&artikel=6,bwbr0017745&artikel=6,bwbr0017745&artikel=57,bwbr0017745&artikel=57

Naar de bovenkant van de pagina