Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een BV heeft aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van goederen die op de aangiften zijn omschreven als harde tarwe, andere dan zaaigoed.
Volgens de Inspecteur is de aangegeven goederencode (1001, harde tarwe) onjuist en is in werkelijkheid bulgurtarwe van GN-onderverdeling 1904 ingevoerd.
Hij heeft uitnodigingen tot betaling uitgereikt omdat een hoger tarief aan douanerechten is verschuldigd.
Later heeft hij zijn standpunt herzien en stelt hij dat de producten moeten worden ingedeeld onder postonderverdeling 1104 (op andere wijze bewerkte granen, gepeld, al dan niet gesneden of gebroken, van tarwe).
In cassatie komt de BV op tegen het oordeel van Hof Amsterdam dat geen sprake is van schending van het Europeesrechtelijke verdedigingsbeginsel.
De Hoge Raad acht dit verweer gegrond.
De Inspecteur heeft de BV namelijk niet voorafgaand aan het uitreiken van de uitnodigingen tot betaling de gelegenheid gegeven binnen een bepaalde termijn te reageren op het voornemen tot heffen.
De BV stelt verder in cassatie dat de door de Inspecteur verdedigde afwijkende tariefindeling nimmer gebaseerd kan worden op basis van enkel een boekenonderzoek, dus zonder enige bemonstering.
Dit betoog is ongegrond, aldus de Hoge Raad.
Bewijslevering met betrekking tot de kenmerken en eigenschappen van ingevoerde goederen op basis van uitsluitend bescheiden is toegestaan.
De Hoge Raad beslist verder dat het Hof niet ten onrechte een (voorwaardelijk) bewijsaanbod van de BV heeft gepasseerd.
De zaak is verwezen naar Hof Amsterdam.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
maart 2004 tot en met november 2005
Instantie
HR
Datum instantie
30 oktober 2015
Rolnummer
13/01768
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:3174
bwbr0005537&artikel=8:63&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina