Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een man is vanaf 29 september 2007 houder van een motorrijtuig. De geldigheid van het kentekenbewijs was geschorst van 27 mei 2008 tot en met 15 januari 2009. Op 12 januari 2009 is geconstateerd dat het motorrijtuig stond geparkeerd op de openbare weg. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag MRB met 100% boete opgelegd over het tijdvak 27 mei 2008 tot en met 15 januari 2009.
Niet in geschil is dat het motorrijtuig van 27 mei 2008 tot en met 23 oktober 2008 onafgebroken geparkeerd heeft gestaan in een privéhal en dat de man zich vanaf 24 oktober met het voertuig op de openbare weg heeft begeven.
De inspecteur heeft de nageheven belasting ingevolge artikel 35, lid 2, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting (Wet MRB) berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin het gebruik van de weg is geconstateerd. Het bepaalde in artikel 35, lid 2, van de Wet MRB gaat uit van de fictie dat bij constatering van het gebruik van de weg met een motorrijtuig tijdens een voor dat motorrijtuig geldende schorsing in de drie tijdvakken vóór het tijdvak waarin de constatering heeft plaatsgevonden, eveneens gebruik van de openbare weg is gemaakt. Deze fictie kent geen tegenbewijsregeling.
Volgens het Hof is het ontbreken van een tegenbewijsregeling niet proportioneel en derhalve niet gerechtvaardigd. Het volledig ontbreken van een tegenbewijsregeling acht het Hof een inbreuk op artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Gelet hierop dient de periode waarover nageheven kan worden beperkt te blijven tot de periode van 24 oktober 2008 tot en met 15 januari 2009 nu niet in geschil is dat de man vóór 24 oktober 2008 met het motorrijtuig geen gebruik van de openbare weg heeft gemaakt.
Met betrekking tot de boete oordeelt het Hof dat de onderhavige naheffingsaanslag geen compensatie is voor eerder onbetaald gebleven belasting en dat de man met betrekking tot de tijdvakken waarover is nageheven ten tijde van de aanvang van die tijdvakken geen motorrijtuigenbelasting verschuldigd was en op aangifte had te voldoen. Aan de man kan dan ook niet worden verweten dat de belasting niet is betaald. Pas met onderhavige naheffingsaanslag is voor de man een verschuldigdheid van belasting en een betalingsverplichting ontstaan. De overeenkomstig artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen opgelegde boete is dan ook ten onrechte opgelegd.

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Belastingtijdvak
27 mei 2008 tot en met 15 januari 2009
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
22 september 2011
Rolnummer
10/00087
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2011:BU6728

Naar de bovenkant van de pagina