Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft tijdens de dienstbetrekking van de dga bij een met X gevoegde dochter pensioenaanspraken opgebouwd. Ter uitvoering van de pensioenovereenkomst is extern een pensioenverzekering afgesloten, die expireerde op 1 augustus 2015. Zwitserleven heeft de waarde van de pensioenpolis begin 2016 overgedragen aan X door € 193.397 naar haar over te maken. De omrekening van dat bedrag naar een jaarlijkse pensioenuitkering is gebaseerd op 1,27% rekenrente. De dga is verder in dienst geweest bij een derde die hem in 1999 een ontslagvergoeding ad € 204.201 heeft toegekend die is gebruikt voor de aankoop van een stamrecht bij X.

De omrekening van het stamrechtkapitaal naar een jaarlijkse uitkering is gebaseerd op 1,2% rekenrente. De Inspecteur heeft echter bij de waardering van de pensioen- en stamrechtverplichtingen op basis van artikel 3.29 Wet IB 2001 4% rekenrente gebruikt, leidende tot een belaste vrijval van de pensioen- en stamrechtvoorzieningen ter waarde van in totaal € 204.511.

In geschil is of de pensioen- en stamrechtvoorzieningen terecht en naar de juiste bedragen zijn gecorrigeerd, met name of het eigendomsgrondrecht wordt geschonden door heffing over de vrijval.

Rechtbank Den Haag achtte de vrijval rechtens juist en heeft een beroep op het vertrouwensbeginsel afgewezen. Het beroep ter zake van de aanslag vpb 2017 achtte de Rechtbank ongegrond. De Inspecteur heeft het bezwaar tegen die aanslag volgens de Rechtbank terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens ruime overschrijding van de bezwaartermijn.

Hof Den Haag kwam tot hetzelfde oordeel, overwegende dat de verplichting tot rekenen met 4% rente rechtstreeks uit artikel 3.29 Wet IB 2001 volgt.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar A-G Wattel is het met het oordeel van het Hof (en de Rechtbank) eens. Hij geeft de Hoge Raad in overweging om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

Zie ook de gemeenschappelijke bijlage (ECLI:NL:PHR:2023:137) bij deze conclusie en de conclusies in de zaken met nummer 20/02644 (ECLI:NL:PHR:2023:70) en 20/03460 (ECLI:NL:PHR:2023:125).

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2016 en 2017
Instantie
A-G
Datum instantie
16 januari 2023
Rolnummer
22/01773
ECLI
ECLI:NL:PHR:2023:126
Auteur(s)
mr. A. Groen
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2023/0344
Aflevering
16 februari 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5598
bwbr0011353&artikel=3.29,bwbr0011353&artikel=3.29

Naar de bovenkant van de pagina