Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Het onderhavige principaal hoger beroep van X (bv; belanghebbende) spitst zich toe op de vraag of een aanslag leges (ten bedrage van € 192.175,13) verminderd moet worden.

Het incidenteel hoger beroep van de Heffingsambtenaar spitst zich toe op de ontvankelijkheid van het bezwaar. Meer specifiek is daarbij in geschil of het bestuursorgaan bij de rechter kan terugkomen op de (eerdere) ontvankelijkverklaring van het bezwaar.

Om proceseconomische redenen buigt Hof Amsterdam zich eerst over de in het incidentele hoger beroep aan de orde gestelde ontvankelijkheidskwestie. Het Hof gaat ervan uit dat de Hoge Raad niet per definitie heeft uitgesloten dat de tijdigheid van een bezwaar in beroep alsnog door het bestuursorgaan aan de orde kan worden gesteld. Volgens het Hof heeft de Hoge Raad (16 juli 2021, 20/01682, ECLI:NL:HR:2021:1153, NLF 2021/1552, met noot van Van der Vegt) bewust een afwijkend oordeel gegeven ten opzichte van de oordelen van de CRvB en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over dit onderwerp. Dat neemt niet weg dat daar onder omstandigheden algemene rechtsbeginselen aan in de weg kunnen staan. In casu staan het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel hier echter niet aan in de weg.

Het Hof acht de ontvangst van de aanslag op adres B aannemelijk. X heeft (veel) te laat bezwaar gemaakt en er zijn geen omstandigheden die de termijnoverschrijding verontschuldigen. Het bezwaar dient niet-ontvankelijk verklaard te worden, aldus het Hof.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
14 mei 2024
Rolnummer
23/333
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:1501
NLF-nummer
NLF 2024/1384
Aflevering
11 juni 2024
bwbr0005537&artikel=6:7,bwbr0005537&artikel=6:7

Naar de bovenkant van de pagina