Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft BPM-aangifte gedaan voor de registratie in het kentekenregister van twee auto’s en heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen de op aangifte voldane BPM.

(De gemachtigde van) X was tegelijk met een andere belanghebbende (importeur) uitgenodigd voor een hoorgesprek. Tijdens het hoorgesprek is ‘onenigheid’ ontstaan over de wijze waarop de gemachtigde van X en die andere importeur wensten te worden uitgenodigd voor hoorgesprekken en over machtigingen. Daarop hebben de gemachtigde en die andere importeur het hoorgesprek beëindigd, waarbij de gemachtigde zei ook geen behoefte meer te hebben gehoord te worden in de zaken van X.

Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat op basis van een afspraak tussen de Inspecteur en de gemachtigde van X 5% korting op de gehanteerde koerslijst moest worden toegepast. Zij achtte de hoorplicht niet geschonden, nu X voor een hoorgesprek is uitgenodigd en daadwerkelijk een hoorgesprek heeft plaatsgevonden. Hof Den Haag heeft zich met overneming van gronden aangesloten bij het oordeel van de Rechtbank.

X heeft met zeven middelen cassatieberoep ingesteld.

A-G Wattel acht van schending van het verdedigingsbeginsel geen sprake. Overigens zou een gesprek hoe dan ook geen andere uitkomst gehad kunnen hebben, zodat aan enig hoorgebrek, als daarvan al sprake zou zijn, geen gevolgen verbonden zijn. Artikel 7:2 Awb is volgens de A-G evenmin geschonden.

De A-G acht alle middelen ongegrond.

De onderhavige gemachtigde is al zeer vaak gewaarschuwd dat hij bij volharding in zijn intimiderende en beledigende bejegening van ambtenaren en rechters geweigerd zou worden. Omdat dat geen effect had, is hij ook al vaak door feitenrechters als gemachtigde geweigerd. Het lijdt volgens de A-G geen twijfel dat ‘ernstige bezwaren’ tegen deze gemachtigde bestaan als bedoeld in artikel 8:25 Awb.

De A-G geeft de Hoge Raad in overweging om de gemachtigde nog één waarschuwing te geven.

Conclusie: (i) cassatieberoep ongegrond, (ii) waarschuwing geven.

Het meest interessante punt van deze conclusie gaat mijns inziens over de vraag hoe de Hoge Raad leiding kan geven aan de wijze waarop rechters omgaan met schriftelijk gescheld en getier van een gemachtigde tegen ambtenaren en rechters. In deze zaak gaat het om een gemachtigde die – in diverse zaken waarin hij optreedt – intimiderend en beledigend gedrag vertoont jegens ambtenaren en rechters. Hij is hiervoor al vaker door feitenrechters gewaarschuwd. Omdat deze waarschuwingen niet tot gedragsverbetering hebben geleid, is hij uiteindelijk zelfs op grond van artikel 8:25 Awb als gemachtigde geweigerd. Dat deze gemachtigde herhaaldelijk de normale gang van zaken verstoort in zijn communicatie en omgang met de Belastingdienst en de rechtspraak is evident. A-G Wattel benoemt dat het overheids- en rechterlijke personeel beschermd moet worden tegen het structureel bedreigende en beledigende gedrag van de gemachtigde jegens hen in honderden dossiers. Duidelijk is ook dat deze belanghebbende door zijn gedrag de belangen van zijn cliënten beschadigt, omdat feitelijke en rechtskundige oordelen ondersneeuwen in het geheel van gescheld en getier. Ik vraag me persoonlijk af waarom deze gemachtigde meent dat hij met dit gedrag zijn cliënten helpt. Naast het feit dat het gedrag alle fatsoensnormen te boven gaat, zijn de beledigende uitlatingen van de gemachtigde wellicht ook strafbaar op grond van artikel 266 en 267 Sr. 

De A-G geeft de Hoge Raad in overweging om de gemachtigde nog een laatste waarschuwing te geven. Als zijn optreden en geschriften daarna niet volledig vrij zijn van onzakelijke uitlatingen, kan hij in de eerstvolgende zaak bij tussenuitspraak worden geweigerd als gemachtigde in alle op dat moment bij de Hoge Raad aanhangige zaken waarin hij optreedt. Dit geldt dan tevens voor alle (rechts)personen die onder zijn (feitelijke) leiding als gemachtigde in die zaken optreden. De A-G gaat zelfs nog een stapje verder door aan te geven dat de gemachtigde zelfs al in deze procedure geweigerd kan worden als zijn reactie op deze conclusie van de A-G (de Borgersbrief) niet volledig vrij is van onzakelijke woordkeuzes. 

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2017
Instantie
A-G
Datum instantie
27 februari 2020
Rolnummer
19/02693
ECLI
ECLI:NL:PHR:2020:184
Auteur(s)
Wendy Nent
BDO
NLF-nummer
NLF 2020/0905
Aflevering
16 april 2020
Judoreg
NFB3191
bwbr0005537&artikel=7:2,bwbr0005537&artikel=7:2,bwbr0005537&artikel=8:25

Naar de bovenkant van de pagina