Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is per 2 januari 1997, volgens zijn opgave aan het Bevolkingsregister, geëmigreerd naar Polen. Hij is dga van de Poolse vennootschap A. A heeft overeenkomsten met Nederlandse tuinders gesloten over toekomstige oogsten. X verricht zijn werkzaamheden ten behoeve van A namens een bv die is gevestigd in Nederland. X heeft aangifte IB/PVV 1997 naar een inkomen van nihil gedaan. De Inspecteur heeft de aanslag vastgesteld met een aanzienlijke correctie. X heeft ruimschoots na het verloop van de termijn bezwaar gemaakt. Het bezwaar is daarom niet-ontvankelijk verklaard.

Bij Hof Den Bosch was onder meer in geschil of dat terecht is.

Het Hof acht sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hoewel de aanslag op 7 december 2000 naar het juiste adres van X in Polen is verzonden, heeft de Inspecteur, na retourontvangst van het bij aangetekende post verzonden aanslagbiljet, onterecht geen navraag gedaan naar de postbezorging daarvan en ten onrechte geen stappen ondernomen de aanslag alsnog ter kennis van X te brengen. Het bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

De stelling van X dat de aanslag niet tijdig is opgelegd en daarom moet worden vernietigd heeft het Hof verworpen. De aanslag is op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt met de terpostbezorging van het aanslagbiljet aan het Poolse adres op 7 december 2000. Dat is derhalve binnen de aanslagtermijn van drie jaren. Het niet bekend worden van de aanslag bij X is niet te wijten aan een verkeerde adressering of een andere fout van de Inspecteur. Het Hof ziet geen reden voor vernietiging van de aanslag.

Inhoudelijk heeft het Hof geoordeeld dat X een voldoende sterke band met Nederland had om te oordelen dat hij in het jaar 1997 in Nederland woonde. De Inspecteur heeft voorts terecht een inkomen van ƒ 424.565 als inkomen uit aanmerkelijk belang in de heffing betrokken. De uitdeling is belast tegen een tarief van 25%.

X heeft cassatieberoep ingesteld tegen de oordelen van het Hof.

A-G IJzerman meent dat alleen het eerste middel van X slaagt voor zover erover wordt geklaagd dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de aanslag IB/PVV 1997 op de voorgeschreven wijze aan hem bekend is gemaakt in december 2000, zodat de aanslag binnen de aanslagtermijn van drie jaren is vastgesteld.

Het gaat in casu om een aangetekende zending gericht aan het juiste adres en aldaar aangeboden. Echter, er was niemand thuis en de postbode heeft het stuk mee teruggenomen. Het Hof heeft vastgesteld dat de Inspecteur geen navraag heeft gedaan of de postbode een kennisgeving van de aangetekende zending met een afhaalbericht van het postkantoor heeft achtergelaten. De zaak dient te worden verwezen voor nader onderzoek naar de feitelijke gang van zaken in Polen, aldus de A-G.

Het incidenteel cassatieberoep van de staatssecretaris is volgens de A-G ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1997
Instantie
A-G
Datum instantie
28 september 2020
Rolnummer
19/05155
ECLI
ECLI:NL:PHR:2020:856
Auteur(s)
E.P. Hageman LLM
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2020/2442
Aflevering
12 november 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3810
bwbr0002320&artikel=11&lid=3,bwbr0002320&artikel=11&lid=3

Naar de bovenkant van de pagina