Direct naar content gaan

Samenvatting

Coöperatie X (belanghebbende) is op 30 augustus 2017 in liquidatie getreden. De vereffening is op 16 november 2017 geëindigd en daarna niet meer heropend.

X heeft in 2016 een belang van 42% verkregen in bedrijf A, een naar het recht van a-land opgerichte en in a-land gevestigde vennootschap. Zij heeft in 2016 een brutobedrag aan dividend ontvangen van A van $12.116.371. Hierop is een bedrag van $1.196.651 aan dividendbelasting ingehouden.

De Inspecteur is bij de aanslag vpb 2016 (dagtekening 30 november 2019) afgeweken van de aangifte van X. Het verlies is bij afzonderlijke op het aanslagbiljet vermelde beschikking vastgesteld op nihil.

Namens X en haar voormalige vereffenaar is door de gemachtigde beroep ingesteld.

In geschil is ten eerste of het beroep ontvankelijk is.

Dat is volgens Rechtbank Noord-Holland het geval. De Rechtbank is van oordeel dat de aanslag niet op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. X was al opgehouden te bestaan ten tijde van het opmaken en dagtekenen van het aanslagbiljet en het aanslagbiljet is enkel toegezonden ten name van X aan het laatst bekende adres van X, terwijl de vereffening niet is heropend. Aangezien is komen vast te staan dat de onderhavige aanslag niet op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt en de termijn van artikel 11, lid 3, AWR is verlopen, dient de aanslag van (na bezwaar) € 1.574.785 vernietigd te worden.

Het beroep strekt ook (zo heeft de gemachtigde ter zitting bevestigd) tot vaststelling van een verliesbeschikking naar een verlies van $36.431.

De vernietiging van een aanslag wegens termijnoverschrijding heeft geen gevolgen voor de daarmee samenhangende verliesvaststellingsbeschikking (vgl. HR 23 februari 2018, 17/00188, ECLI:NL:HR:2018:264, NLF 2018/0489, met noot van Rijff).

De Rechtbank oordeelt dat artikel 13, lid 17, Wet VpB 1969 terecht door de Inspecteur is toegepast, met als gevolg dat de deelnemingsvrijstelling niet is verleend ter zake van het door X (rechtstreeks) van A ontvangen dividend. De Rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van Hof Amsterdam van 5 april 2022 (20/00576, ECLI:NL:GHAMS:2022:1038, NLF 2022/0874, met noot van Loes van Hulten). Dit betekent dat de verliesvaststellingsbeschikking van nihil gehandhaafd dient te worden.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
23 maart 2023
Rolnummer
21/4509
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2023:2965
Auteur(s)
J. Kamel LLM
Belastingdienst / Vrije Universiteit
NLF-nummer
NLF 2023/0912
Aflevering
27 april 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5722
bwbr0002320&artikel=5,bwbr0002320&artikel=5,bwbr0002320&artikel=11,bwbr0002320&artikel=11,bwbr0002320&artikel=16,bwbr0002320&artikel=16,bwbr0002672&artikel=13,bwbr0002672&artikel=13,bwbr0004770&artikel=2,bwbr0004770&artikel=2,bwbr0004770&artikel=8,bwbr0004770&artikel=8,bwbr0005537&artikel=3:41,bwbr0005537&artikel=3:41,bwbr0005537&artikel=6:10,bwbr0005537&artikel=6:10,bwbr0005537&artikel=7:1,bwbr0005537&artikel=7:1

Naar de bovenkant van de pagina