Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in 2015 BPM op aangifte voldaan ter zake van de registratie in het Nederlandse kentekenregister van 157 personenauto’s met meer dan normale gebruiksschade, afkomstig uit andere lidstaten van de Europese Unie. Bij import van tweedehands auto’s (parallelimport) is de hoogte van de BPM mede afhankelijk van de leeftijd en de staat van de auto. Er zijn drie methoden om tweedehands auto’s te waarderen: (i) aan de hand van een forfaitaire tabel, (ii) door taxatie door een erkende taxateur en (iii) op basis van een koerslijst. In casu is de tweede methode gebruikt. In geschil is of voor de auto’s die meer dan normale gebruiksschade hebben en waarvoor een gedetailleerde schadecalculatie is overgelegd, heeft te gelden dat 100% van het getaxeerde schadebedrag in aftrek komt, zoals X bepleit, dan wel 72% (Bijlage I bij de Uitv.reg. BPM), zoals de Inspecteur voorstaat.

Rechtbank Den Haag heeft het beroep van X ongegrond verklaard. Hof Den Haag had de zaak teruggewezen naar de Rechtbank voor een nieuwe in de sfeer van de BPM te verrichten toetsing van de schade aan de auto’s. Tegen deze uitspraak van het Hof is geen cassatie ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep ook na terugwijzing ongegrond verklaard. X heeft opnieuw hoger beroep ingesteld.

Het Hof ziet geen grond anders te oordelen dan de Rechtbank heeft gedaan. Het Hof neemt in het bijzonder in aanmerking dat de Rechtbank, waar het gaat om de opvattingen van X die inhouden dat de in geding zijnde BPM-regelgeving in strijd is met het Unierecht, de terugwijzingsopdracht juist heeft uitgelegd, te weten dat in deze fase van de procedure aan een behandeling van die opvattingen niet meer wordt toegekomen.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar volgens A-G Wattel is dit ongegrond. Hij meent dat de Rechtbank en het Hof, die beide het beroep op artikel 110 VWEU in de eerste ronde hebben verworpen, zich in de tweede ronde terecht niet nogmaals over dat Unierechtelijke geschilpunt hebben gebogen. De 72%-regeling is volgens de A-G voorts geenszins onverenigbaar met artikel 110 VWEU.

Materieelrechtelijk geschilpunt: is de 72%-regeling in strijd met artikel 110 VWEU?

De 72%-regeling houdt kort gezegd in dat schade in beginsel slechts voor 72% als waardevermindering in aanmerking mag worden genomen. Indien de taxateur van mening is dat de waardevermindering voor het te taxeren motorrijtuig hoger is dan de vastgestelde norm, moet dit gemotiveerd worden aangegeven. Gestaafd met een deugdelijke schadecalculatie en beeldmateriaal. In het eerste cassatiemiddel voert belanghebbende aan dat artikel 110 VWEU is geschonden doordat de bewijslast op belanghebbende rust. Het tweede cassatiemiddel komt erop neer dat met de terugwijzing voor feitelijk onderzoek zou komen zijn vast te staan dat de 72%-regeling in strijd is met artikel 110 VWEU. Met de terugwijzing heeft Hof Den Haag volgens haar voor recht verklaard dat – mogelijk – niet wordt voldaan aan het vereiste ex artikel 110 VWEU, dat voor alle gevallen is uitgesloten dat niet meer BPM wordt geheven op import van gebruikte auto’s dan nog zit in de dagwaarde van soortgelijke auto’s die al aanwezig waren op de Nederlandse markt. A-G Wattel komt overtuigend tot de conclusie dat van schending van artikel 110 VWEU geen sprake kan zijn.

Formeelrechtelijk geschilpunt: komt de Hoge Raad toe aan de behandeling van het materieelrechtelijk geschilpunt?

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2015
Instantie
A-G
Datum instantie
21 maart 2019
Rolnummer
18/02951 t/m 18/02956
ECLI
ECLI:NL:PHR:2019:276
Auteur(s)
Micha Soltysik
Zeker Fiscaal/Rechter-plaatsvervanger Rechtbank Zeeland-West-Brabant
NLF-nummer
NLF 2019/1072
Aflevering
9 mei 2019
Judoreg
NFB2469
bwbr0005537&artikel=8:115,bwbv0001506&artikel=110

Naar de bovenkant van de pagina